een zeer bruikbaar hulpmiddel bedacht en nu van Rijkswege een
aantal Nauwkeurigheids-Schijfplanimeters verstrekt zijn lijkt het
mij wel de moeite waard daaraan eenige bekendheid te geven.
Op calqueerpapier werd een gedeelte van den tot de instelling
behoorenden grondcirkel met inkt getrokken. (De straal van den
grondcirkel is de schuine zijde van den rechthoekigen driehoek
waarvan poolarmlengte en voerarmlengte de rechthoekszijden zijn
en derhalve daaruit te berekenen) en de oppervlakte, overeen
komende met die van de poolschijf, concentrisch uitgesneden.
Vervolgens werd het papier, buiten een sector van 6o° en
buiten een afstand van i d.M. tot den geconstrueerden grond
cirkel gelegen, verwijderd.
Dit aldus vervaardigd eenvoudig hulpmiddel bewijst bij het
gebruik van den planimeter uitstekende diensten. Men heeft het
slechts zoodanig op de kaart te leggen dat de grondcirkel de te
meten figuur op de meest gunstige wijze doorsnijdt en de pool
schijf behoedzaam tegen den uitgesneden boog te plaatsen om
den besten stand van het instrument te bereiken.
Roborgh.
OVER DE STAATSREGELING VAN 1798 EN DE EIGEN
DOMSTOESTAND ONZER KERKTORENS.
(Naschrift.)
Naar aanleiding van de in afl. 1/2 van dit jaar opgenomen
verhandeling over bovengenoemd onderwerp verscheen in het
Centrum van 12 Juni j.l. een artikel van den heer Kuhlmann
te Huissen, dat in hoofdzaak handelt over Caput 406 der Capitularen
uit den tijd van Karei den Grooten en LodSwijk den Vromen,
terwijl door den heer van Woerden eene bijdrage over hetzelfde
onderwerp aan de redactie werd gezonden met verzoek tot op
neming in ons tijdschrift.
Daar de omvang van ons tijdschrift niet toelaat om veel ruimte
te besteden aan onderwerpen, waarvan de strekking geen vol
doende belang meer heeft voor onze lezers, kunnen wij hier niet
verder op in gaan en is daarom èn aan den heer Kuhlmann
11 i