118
op eene gewone audiëntie nader te mogen bepleiten, terrzij Uwe Excellentie
het daartoe tot eene buitengewone audiëntie mocht willen oproepen.
't Welk doende, enz.
A. N. HAMELBERG, Voorzitter.
20 Maart 1914. C. H. B. DE KORVER, Secretaris.
H. H. KREEFTENBËRG.
Arnhem,
Alkmaar,
'c- TJ üDTrtnuMRncrtr
MEMORIE VAN TOELICHTING
(behoorende bij request van de Vereeniging voor Kadaster en
Landmeetkunde d.d. 20 Maart 1914)-
De Vereeniging voor Kadaster en Landmeetkunde wendde zich den
7en April 1908 per request tot den Minister van Financiën met verzoek,
de toen geldende salarisregeling te vervangen door eene nieuwe, die zou
tegemoet komen aan de billijke wenschen der landmeters van het Kadaster.
Aan dat request werd toegevoegd het „Verslag der Commissie van
voorlichting inzake de regeling der traktementen van de Landmeters van
het Kadaster", in welk verslag uitvoerige en nauwkeurige berekeningen
voorkomen, die thans niet zullen worden herhaald, maar naar welke hier
onder af en toe verwezen wordt. Een exemplaar van dat „Verslag is
hierbij gevoegd.
In 1908 gold voor de landmeters nog de
Salarisregeling van 10 Februari 1900:
aanvangsalaris 1200, zeven verhoogingen van 200, om de vier jaar,
dus na 28 dienstjaren 2600, ten slotte na 30 dienstjaren f 2800.
In het request van 7 April 1908 werd gevraagd, deze regeling te ver
vangen door de volgende:
Salarisregeling gevraagd in 1908:
aanvangsalaris 1400, tien verhoogingen van 200 om de drie jaar, dus
na 30 dienstjaren een maximum van 34°°-
Dit verzoek werd niet ingewilligd. Evenwel werd drie jaren later in
gevoerd de
Salarisregeling van 28 Februari 1911:
aanvangsalaris 1200, negen verhoogingen van 200 om de drie jaar,
dus na 27 dienstjaren 3000. Het maximum van 3200 alleen bereik
baar voor de 15 in dienstjaren oudste landmeters.
Met dankbaarheid wordt erkend, dat deze regeling eene verbetering
beteekende voor verscheidene landmeters. Toch kon de tevredenheid