"9
moeielijk algemeen zijn. Ook tegen deze regeling bestaan nog ernstige
grieven. Het beste bewijs van den ernst dier grieven is wel, dat de
ontevredenheid zich uitte in het beleggen van vergaderingen, het stichten
van comités die voor gedeeltelijke verbeteringen ageerden, kortom in eene
min of meer hevige beroering in het corps landmeters.
Onze vereeniging besloot toen, opniew te trachten de in igo8 ge
vraagde regeling verwezenlijkt te krijgen, omdat alleen van eene
regeling als de toen gevraagde verwacht kan worden, dat ze aan de billijke
wenschen der landmeters zal tegemoet komen.
De beide voornaamste grieven tegen de thans geldende salarisregeling
worden hieronder nader uiteengezet.
Het aanvangsalaris is te gering.
Vóór het jaar 1877 stond het den landmeters vrij, om werkzaamheden
voor particulieren te verrichten. De inkomsten uit die werkzaamheden
zijn niet na te gaan, evenmin kan dus met eenige zekerheid vastgesteld
worden het inkomen van den nieuw aangestelden landmeter in die dagen.
Wel kan echter geconstateerd worden dat de landmeter toen door eigen
krachtsinspanning zijn inkomen omhoog kon voeren.
Bij Koninklijk besluit van 2 Juni 1877 N». 15 werd bepaald dat voor
de uitvoering van particulier werk voortaan eene opdracht van den
Ingenieur-verificateur noodig zou zijn. Door deze eerste reglementeering
van hef particulier werk kan berekend worden dat in 1878 het inkomen
van den nieuw aangestelden landmeter 1375 bedroeg (Zie „Verslag"
pag. 3, 4 en 28).
Sedert dien tijd is de levensstandaard aanmerkelijk gestegen. De trakte
menten der Ambtenaren in het algemeen zijn in het tijdvak 18781908,
in overeenstemming daarmede, met minstens een derde verhoogd. (Zie
„Verslag" pag. 7, 8, 30 en 31).
Door de ontwikkeling der geodetische wetenschap is de studie voor den
aanstaanden landmeter belangrijk in omvang toegenomen, is de aanstelling
tot landmeter èn verzwaard, èn vertraagd.
Men zou dus, nagaande de verschillende salarisregelingen na 1878, rede
lijkerwijze eene bescheiden verhooging, ook van het aanvangsalaris mogen
verwachten- In de plaats daarvan gaat het aanvangsalaris in 1897 terug
van/1375 tot ƒ1300, in 1900 opnieuw terug van/1300 tot/1200. (Dat
in 1887 en 1888 een aantal landmeters, na jarenlang als adspirant gediend
te hebben, werd aangesteld op s/i van het gewone aanvangstraktement,
als landmeter der 4e klasse, blijve hier buiten beschouwing omdat het
toen een noodmaatregel gold).
De regeling van 1900 bracht verbetering voor de oudere landmeters,
ten koste van de toekomstige landmeters.
Dit wordt duidelijk bewezen door het feit, dat in de regeling van 1900