122 het Kadaster, allen bereiken hun maximum-traktement. Bovendien is voor de oudere landmeters de kans om tot hoofdambte naar te worden benoemd uiterst gering, zoo niet reeds geheel verloren. Ten slotte volge eene globale Kostenberekening De financieele gevolgen van invoering der gevraagde salarisregeling zijn het gemakkelijkst te overzien door eerst na te gaan de kosten van het bereikbaarstellen van het maximum 3200 voor alle landmeters met 30 en meer dienstjaren. Op 1 Januari 1915 zal volgens de tegenwoordige ranglijst het aantal landmeters met 30 en meer dienstjaren bedragen 67. Aangenomen mag worden dat in den loop van het jaar 1914 minstens 3 landmeters den dienst zullen verlaten, waardoor dit aantal wordt teruggebracht tot 64. Volgens de tegenwoordige regeling genieten van deze 64 slechts 15 het maximum. De toekenning van het maximum aan alle 64 zal dus de begrooting voor 1915 met 49 X 200 9800 belasten. Op 1 Januari 1916 bereiken opnieuw 14 landmeters de 30 dienstjaren. Aangenomen dat in den loop van het jaar 1915 eveneens 3 landmeters uitvallen, vraagt de toekenning van het maximum aan deze 14 landmeters op de staatsbegrooting voor 1916 dus 11 X 200 2200. Daarna zal echter in geen tien jaren een landmeter de 30 dienst jaren bereiken. In die jaren zal niet alleen eene verhooging van de begrooting tengevolge van dezen maatregel niet noodig zijn, maar daaren tegen zal het benoodigde bedrag geleidelijk dalen. Immers bij normale samenstelling van het corps zullen in plaats van 75 slechts ongeveer 38 landmeters met 30 en meer dienstjaren voorkomen (Zie „Verslag" pag. 24), terwijl tijdelijk dit aantal zelfs ver beneden het normale zal zijn. Het vervangen van de regeling 12003200 met 10 diiejaarlijksche verhoogingen door de gevraagde: f 1400—3400 met 10 driejaarlijksche verhoogingen komt eenvoudig neer op het verhoogen van het salaris van iederen landmeter met ƒ200 en zal dus kosten ongeveer 180 X ƒ200 =/3Ö.ooo. Daartegenover worde gewezen op de volgende feiten ie doordat voortdurend oudere landmeters den dienst verlaten, daalt ieder jaar het totaal bedrag van de traktementen der landmeters, zooals blijkt uit de volgende cijfers, ontleend aan de staatsbegrootingen Aan traktementen der landmeters is over 1911 uitgegeven 410.000.00 over 1912 uitgegeven 405.103.37 voor 1913 toegestaan 403.000.00 voor 1914 geraamd 400.200.00 Deze daling zal tot het jaar 1932 aanhouden. Het benoodigde bedrag zal dan ruim ƒ40.000 lager zijn dan dat voor 1911 (Zie „Verslag pag. 26 27.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1914 | | pagina 128