Bij de Heeren Hoofddirecteur der Registratie en Inspecteur
van het Kadaster werd verder ter sprake gebracht de omstandig
heid dat een Landmeter voor den kantoordienst ambtelijk onder
geschikt is aan een beëedigd-klerk, zoolang deze een Bewaarder
vervangt. Aangedrongen werd op maatregelen die aan deze
averechtsche verhouding een einde zouden kunnen maken. Of
schoon het verkeerde van de gewraakte verhouding door beide
Hoofdambtenaren volmondig werd erkend, kon eenige toezegging
tot spoedige tegemoetkoming aan dezen grief niet verkregen
worden. Het schijnt uiterst moeilijk om eene regeling te treffen
die practisch uitvoerbaar is. Tegen de door het bestuur gevraagde
vervanging van den Bewaarder door een Inspecteui der Registratie
bestaat het bezwaar dat de vervanging moet kunnen ingaan op
het oogenblik zelf, dat de Bewaarder (soms plotseling en onvoor
zien) afwezig is. Ook andere door het bestuur voorgestelde
regelingen werden als practisch onbruikbaar verworpen. Men
wees ons op het zeer klein getal «landmeters voor den kantoor
dienst» (die bovendien evengoed door de lager bezoldigde boek
houders zouden kunnen worden vervangen), terwijl men de ver
wachting uitsprak dat bij algeheele reorganisatie van het dienst
vak aan de besproken verhouding een einde zal komen.
Bij dezelfde Hoofdambtenaren werd ook de noodzakelijkheid
van ongevallenverzekering der kettingtrekkers bepleit De toen
mondeling gegeven uiteenzetting zal schriftelijk worden ingediend
in den vorm van een request met memorie van toelichting, waar
van het concept in N°. 2 van het Huishoudelijk Orgaan is op
genomen.
Internationale Landmeters-vereeniging.
Na de vragenlijst, beantwoord den 18 December 1912 bereikten
ons geene bescheiden van de voorloopige Commissie. Het schijnt
met de oprichting van de «internationale» dus niet buitengewoon
vlot te gaan. De Belgische «Union fédérale» die bet initiatief
nam tot het Brusselsch congres in 1910, is van oordeel dat het
talmen van de verloopige Commissie nu lang genoeg geduurd
heeft. Zij stelde aan de Commissie een ultimatum in de volgende
«ordre du jour», waarvan ons een afschrift werd toegezouden:
126