138 Wel kan hierbij de verplaatsing van de duinreeks tengevolge van de werking van wind en branding in het spel zijn, doch ook de verhooging van de bedding onzer rivieren wiist op eene Seculaire daling van Neerlands bodem. De inundatiesluis aan de Grebbe kan thans nog wel als zoo danig dienen, doch tevergeefs zou men trachten «deGeldersche Vallei» thans door deze sluis behoorlijk te ontwateren en toch had langs de «Kromme Eem» in vroegere eeuwen de natuur lijke afstrooming plaats van het water der Vallei naar de rivier de Rijn. Ook het rijzen van den gemiddelden zeestand wijst op eene voortdurende daling van den bodem; volgens de Bruijn wijzen de Peilschaalwaarnemingen over de jaren 1862 1908 op een voortdurend stijgen van de gemiddelde zeehoogte tot een bedrag van 10 cM. per eeuw, zoowel te Breskens als te Muiden. Volgens de ligging der Romeinsche bouwwerken bij Katwijk («Brittenburg») en Domburg zou deze daling ongeveer 3 Meter in 17 eeuwen en dus 18 c.M. per eeuw bedragen. Van der Sande Bakhuyzen heeft weliswaar geene veran dering in de gemiddelde zeehoogte in het Y voor Amsterdam voor de jaren 17001860 kunnen constateeren, doch daartegen over staat weer, dat Blaupot ten Cate van meening is, dat de daling van onzen bodem ongeveer 19 c.M. per eeuw bedraagt, al is deze dan ook voor de verschillende daarbij betrokken ge deelten van ons land niet even groot. Wellicht wordt deze waarschijnlijk nu eens meer en dan weder minder snelle daling van den bodem afgewisseld door perioden van rust of misschien zelfs van meer of mindere rijzing, doch steeds zal zij een feit blijven van groote oeconomische beteekenis, daar zij in de toekomst de voorwaarden verscherpt bij den strijd om het bestaan, ook al kunnen wij ons gerustelijk neerleggen bij het devies «ende desespereert niet» van den stoeren Jan Pieterszoon Koen, daar onze knappe waterbouwkundigen wel zullen zorgen, dat wij het hoofd boven water houden. Welke nu ook de oorzaken mogen zijn van deze langzame schommelingen van den bodem, welke onophoudelijk en bijna over het geheele oppervlak der aarde door de geologen worden ij prof. Dr. Molengraaff en Mr. van Waterschoot van der Gracht, Handbüch der Regionalen Geologie, I, 3, Seite 66f

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1914 | | pagina 144