ióo grooter, dat der synclinalen kleiner worden, dan het gebied dat vóór de plooiing werd ingenomen. In de onderste lagen heerscht dientengevolge een toestand van «Druk», die naarmate van de meer of minder groote samendrukbaarheid der massa's eene vermindering van volume en dus eene vergrooting van het soortelijk gewicht tengevolge zal hebben, terwijl in de buitenste lagen der anticlinale, waar centrifugale uitwijking steeds mogelijk blijft, zich Trekspanningen zullen ontwikkelen, die eene toeneming van het volume en dus een kleiner soortelijk gewicht dezer lagen tengevolge zullen hebben. De grootte dezer trek spanningen neemt van buiten naar binnen af en op zekere diepte ligt dus een vlak, waar deze spanningen ophouden. Onder dit neutrale vlak, dat als doorsnede eene golflijn zal hebben, ter lengte van het oorspronkelijk ongeplooide boogdeel der aard- spheroïde, treden dan weder drukkrachten op. In de buitenste lagen der anticlinale, in de centrifugaal naar buiten geperste deelen is de massa dus minder dicht gegroepeerd dan in de centripetaal ingezonken synclinalen, en dit verklaart dus het begrip «Massadefect». Tengevolge van de trekspanningen in de buitenste lagen der anticlinale, treedt verder het «Distractie» verschijnsel op den voorgrond;') lange scheuren ontstaan in het meer of minder vaste gesteente, evenwijdig met de richting van de plooiingsas en het tusschen twee zulke scheuren gelegen gedeelte van de opgeplooide aardschors zinkt dus noodwendig meer of minder weg in de diepte. De potentieele energie wordt hierbij in kinetische energie omgezet, wat eene samenpersing van de neerzinkende strook en dus het tegendeel van een Massadefect tengevolge heeft. Het Rijndal is een dergelijke inzinking Grabensenkung of «Fossa») tusschen de Vogezen en het Schwarzwald, doch van veel grooter beteekenis is de Syrisch-Afrikaansche dal zinking, die van af den Libanon, langs het Jordaandal, de Doode Zee, de Roode Zee en de Oost-Afrikaansche meren doorloopt tot aan de Zambesi over eene lengte van 52V2 breedtegraden. 2) E. C. Abendanon. «Die Grossfalten der Erdrinde.» Seite 27. 2) Suesz, Das Antlitz de Erde, III, 2, Seite 3X4*

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1914 | | pagina 170