deelen der schors, welke rusten op meer plastische lagen, in den
loop der tijden, en als 't ware ongemerkt benedenwaarts worden
verplaatst en dit leidt weder eensdeels tot eene secundaire op-
plooiing, van de aangrenzende zwakkere deelen der aardkorst
en anderdeels tot de vorming van tectonische breukkusten,
waarvan af en aan grootere deelen in de diepten storten, waar
van weder aard- doch vooral zeebevingen het gevolg zijn.
De «vloedgolven» of «tsunamis», welke zoo dikwijls de kust
van Japan teisteren, komen op van uit de «T use ar or a-d iep te»
en zijn wellicht een gevolg van het langzaamaan afglijden van
Japan naar den bodem dezer meer dan 8500 Meter diepe
synclinale.
Het culminatiepunt der hoofdplooiing, waarbij zoowel de con
tinenten als de langs de anticlinale kamzones opgetornde berg
systemen de grootste hoogte hebben bereikt, wordt noodwendig
gekenmerkt door groote verschillen in de klimatologische
verhoudingen; de neerslag neemt toe en eveneens de gletscher-
vorming op de veel hooger dan thans in de atmosfeer oprijzende
en snel afkoelende bergcomplexen, de «Ijstijd» is dus daar, en
evenals de «neogeene» opplooiing gevolgd werd door den
diluvialen ijstijd, zoo volgde ook op de «palaeozoische» op
heffing een ijstijd in het Perm
De «Orogenetische-2) cyclus is hiermede afgesloten en de
«Erosie»-cyclus vangt weder aan, om evenals gedurende het
«Mesozoische» tijdvak alles weder zooveel mogelijk te effenen'
ter voorbereiding van een volgenden Orogenetischen cyclus.
De groote massaverplaatsingen gedurende deze opplooiingen
moeten noodwendig den evenwichtstoestand in het lichaam der
aarde in belangrijke mate storen en dit zal dus moeten leiden:
Ie. tot verplaatsing van de pool tengevolge van de wijziging der
traagheidsmomenten en 2e. tot Compensatiebewegingen over
de geheele aardschors, om in verband met de kern den
gestoorden rotatievorm te herstellen.
Aangezien evenwel de massa van de aardschors vrij onbeduidend
is ten opzichte van die van de kern, spreekt het van zelve, dat
geene groote veranderingen in de ligging van de pool daarvan
IÓ2
E. C. Abendanon. «Die Grossfallen der Erdrinde», Seite 108.
2) opo<; Gebergte.