167 Dat deze tectonische storingen zoo dikwijls daar voorkomen, kan geen verwondering baren, want de Grieksche Archipel is eene grootendeels onder water gezonken anticlinale, die vooral Zuid-Westwaarts steil afvalt naar de Middellandsche synclinale. Wij zien hier echter uit, hoe belangrijk de massaverplaatsingen op den bodem der Zeeën kunnen zijn en een gevolg hiervan zijn dan dikwijls weder de hooge «Vloedgolven» of «Tsunamis» welke zoo vaak geheele landstreken kunneu teisteren. Dergelijke vloedgolven zijn reeds van ouds bekend. Herodotus verhaalt, dat in 479 v. Chr., toen de Perzen onder Artabazus Potidaea belegerden, eene sterke ebbe inviel; zoodra de Perzen de ondiepten bemerkten, braken zij tegen Pallene (het schiereiland waarop Potidaea lag) op; zij hadden echter nauwelijks de helft van den weg afgelegd of de zee rees hoog op en de meeste Perzen verdronken, terwijl de overigen door de Potidaeërs in de pan werden gehakt. Dat kwam, meenden de Potidaeërs, omdat de Perzen den tempel en het beeld van Poseidon (Neptunus) gehoond hadden. Ongeveer op gelijke wijze verging het den Aegyptenaren onder Pharao Menephtah, die de Israëlieten door de Roode Zee vervolgden. In 1854 overstroomden 10 M. hooge vloedgolven Simoda in Japan en in 1896 kostte eene dergelijke golf op de kust van het Kitahami-gebied aan 22000 menschen het leven; verder denke men aan de vloedgolven van Krakatau, die ontstonden bij de instorting van de Rakata in 1883 en anderen uit lateren tijd. De vloedgolven, welke Japan teisteren, komen meestal, zooals wij boven reeds hebben gezien, van uit de Tuscarora- diepte, terwijl die, welke de kusten van Cuba, Jamaica en San Domingo verwoesten, eveneens van eene tusschen deze eilanden gelegen synclinale «de Bartlett-diepte» uitgaan. De hoofdgolf van Krakatau had eene hoogte van 30 Meter de grootste storm golven hebben slechts 15—18 Meter hoogte en liep meer dan de geheele aarde rond; hare snelheid bedroeg 68,8 K.M. per uur, hare periode 2U 12™ wat voor de lengte dezer golf 151,4 K.M. geeft. Daar de snelheid der golven in diepere bekkens evenredig is Verbeek «Krakatau», pag. 399.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1914 | | pagina 177