DE STAATSREGELING VAN 1798 EN DE EIGENDOMS TOESTAND ONZER KERKTORENS. t Nauw gloorden kalmer dagen na de hevige Staatkundige be roeringen, welke een goed deel van Westelijk Europa en ook ons land op zijne maatschappelijke grondslagen hadden doen beven, nauw waren de gemoederen ietwat tot rust gekomen na de schokkende gebeurtenissen, ingeleid door proclamaties met den hel Hitsenden aanhef „in naam van de rechten van den mensch" of men beijverde zich om de nieuwe Staats-orde in een Consti tutie te omlijnen en vast te leggen. Met den steun en onder de bescherming van de daarbij niet altijd even onbaatzuchtig gebleken Gallische Zuster republiek toog de Nationale Vergadering representeerende het Bataafsche Volk aan den arbeid en weldra werd eene Commissie van 2 1 leden uit haar midden benoemd om degewenschte Constitutie te ontwerpen. Gemakkelijk zou dat evenwel niet gaan. Hevig streden nog de Unitarissen die elke herinnering aan het verleden zoo volledig mogelijk poogden weg te vagen, met de Foederalisten, die nog zooveel doenlijk de oude gewestelijke zelf standigheid poogden te handhaven en daar in de Commissie welke de nieuwe Constitutie had te ontwerpen, de laatsten de overhand hadden, kan het geen verwondering baren, dat ook dit Staatsstuk de sporen droeg van hun streven. Het ontwerp behaagde dan ook geenszins aan den nog hevig opgezweepten volksgeest en in de grondvergaderingen van den 8 Augustus 1797 werd aan deze eerste, doch tijdens hare wording reeds herziene, proeve eener Staatsregeling de goedkeuring van den volke onthouden. Opnieuw toog men aan het werk, de tweede Nationale Verga dering benoemde wederom eene Commissie van 21 leden, welke zich voornam eene Constitutie te ontwerpen o.a. gebouwd op de grondbeginselen der Revolutie op de rechten en plichten van den mensch en burger en op de afscheiding der Kerk van den Staat".

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1914 | | pagina 18