de schijf worden gewalst. Het papier, dat de schijf bedekt van ietwat gebruikte planimeters, ziet er spoedig vrij groezelig uit en helder steekt daartegen dan af het deel van het papier gelegen binnen de «glijlijn» en dus buiten het bereik van den waken den invloed der meetrol en toch zijn deze planimeters dan nog zooveel mogelijk buiten het bereik van stof gehouden. Tegen stof kan dus niet nauwlettend genoeg worden gewaakt en nimmer mag eene niet in werking zijnde planimeter onbedekt blijven staan, steeds zal het instrument zoo spoedig doenlijk in de doos moeten worden geborgen en in elk geval buiten kantoortijd in eene gesloten kast moeten worden geplaatst. Groot zijn anders de gevaren, die den planimeter bedreigen. Nauw heeft men de hielen gelicht of de alle stof hatende schoonmaak-engelen doen eene invasie in het werklocaal; enkele oogenblikken voeren stofdoek en plumeau onbeperkt heerschappij en komt men terug, dan ziet alles even proper en net, doch het stof vindt men op plaatsen, waar men het niet zou verwachten en in elk geval heelemaal niet kan gebruiken. Ook de planimeter zit vol tot in zijne diepste schuilhoeken en alle pogingen om het te verwijderen, hebben slechts tot resultaat, dat het nog dieper wordt gedreven naar plaatsen, waar het nog schadelijker is. 't Kan ook gebeuren, dat de zorgende handen der slovende werksters den opgestelden planimeter met het een of andere voorwerp ter beveiliging tfegen het stof hebben af gedekt; 't middel wil ook dan wel eens erger blijken dan de kwaal. En is de planimeter wèl in de doos doch niet in eene behoorlijk gesloten kast geplaatst, dan moet immers ook het kleine plaatsje worden gereinigd, waar de planimeter staatDeze wordt dus ergens anders neergezet, bijv. in de vensterbank; waar kan hij nu veiliger staan! Even, heel eventjes maar, worden enkele oogenblikken gewijd aan gezelligen kout, de stoffensmoede leden leunen even tegen de vensterbank, in een onbewaakt oogen- blik eene onbewuste beweging èn de planimeter duikelt binnen- of buitenwaarts. Een lichtpunt zou men het daarbij kunnen noemen, dat het instrument dan in den regel wel zooveel heeft geleden, dat de catastrophe niet meer in den vorm van «minder regelmatige uitkomsten» in de kadastrale stukken kan worden vereeuwigd. Ook eene zoo geringe beschadiging, dat deze door den ge- 184

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1914 | | pagina 196