C. Inhoud der Proefcirkels. De inhoud der proefcirkels, beschreven met de linialen, waar van een exemplaar bij elk instrument is gevoegd, loopt eenigszlns uiteen. Uit onderzoek A kan als gemiddelde grootte der 16 proef cirkels uit 12 X 16 waarnemingen worden afgeleid 5025 m.M2. uit onderzoek D voor de 8 instellingen eene grootte, vrij regel matig afdalend van 5025 m.M2. voor de langste tot 5022 m M2 voor de kortste voerarminstelling. Om voor de contróle op de voerarminstellingen, op eene van genoemde uitkomsten onafhankelijke wijze, de grootte van eiken pi oefcirkel te bepalen, werd op de volgende wijze gehandeld. De inhoud van eiken proefcirkel werd bepaald door waarneming met eenzelfden planimeter bij onveranderden poolstand en instelling- van den voerarm en bij gelijke ligging van de middelpunten der proefcirkels, zoodat dus de oorzaken van fouten bij alle op de zelfde wijze werkten. Hetzelfde werd herhaald met een anderen p ammeter en andere voerarminstelling. Het gelijkmatig verloop der twee reeksen van waarnemingen (Zie tabel C, kol 5 en 6) is een waarborg voor de nauwkeurigheid dezer vergelijkende mhoudsbepahng, wat vooral uitkomt als men in aanmerking neemt dat het verschil in lengte der stralen van den grootsten en van' den kleinsten cirkel (Zie tabel C, kol. 7) - resp. 40.03 en 39-97 m.M. weinig meer blijkt te bedragen dan 1/20 m.M en dus voor het ongewapend oog ter nauwernood waarneembaar is Door verder het gemiddelde der uitkomsten van de 16 proefcirkels te herleiden tot de nominale grootte van een cirkel met 4 c.M straal (5026 V* m-M2.), werd een maatstaf verkregen, zeer geschikt en voldoende om de juistheid der in de doosdeksels opgegeven voerarminstellingen te controleeren. D. Instellingen van den Voerarm. De lengte van den voerarm is becijferd in halve millimeters. e kleine verschillen in de opgaven bij verschillende instrumenten schijnen voor een deel een gevolg te zijn van eenige onzekerheid m het beginpunt der becijfering, n.l. het voetpunt der loodlijn uit de voerspits op dien arm. De lengte van den voerarm is evenredig aan de waarde van de noniuseenheid der meetrol en omgekeerd evenredig met het aantal dier eenheden in den proefcirkel. IQl

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1914 | | pagina 203