200 De voorgenomen basismeting werd op 5 Augustus ten einde gebracht met de laatste meting van de sectie van 288 meter. Den 7en Augustus waren alle geleende toestellen weder verpakt en in een spoorwegwaggon geladen ter verzending. Geen enkele stoornis heeft zich bij de basismeting voorgedaan; behalve op de twee reeds genoemde regendagen, waarop er niet over gedacht behoefde te worden om de instrumenten uit te pakken, was de weers gesteldheid, alhoewel niet zomersch, gunstig voor het werk. Meestal was de lucht gedekt, maar zonder regen of harden wind, en was de temperatuur niet aan snelle verandering onderhevig. De toestel, waarmede de basismeting werd verricht, werd oorspronkelijk geconstrueerd door Brunner, volgens het model, dat in hoofdzaak ook gevolgd werd bij de constructie van toestellen voor het Spaansche militair- geografische Instituut en voor het Pruisische Geodetische Instituut. In den loop der jaren werden wijzigingen aangebracht in de inrichting der microscopen; eene hoogst belangrijke wijziging kwam een tiental jaren geleden tot stand doordat in plaats van de oorspronkelijke bimetallische meetstaaf, eene van invar in gebruik werd genomen. Door de uiterst geringe uitzettingscoëfficiënt van dit materiaal, worden kleine fouten in de temperatuur der staaf zoo goed als onschadelijk. Als principe van den toestel geldt, dat evenwijdig aan en op korten afstand van de basislijn microscopen worden opgesteld telkens op onder linge afstanden tusschen hunne verticaal staande optische assen, zooals die worden bepaald door de horizontale projectie van den afstand tusschen de eindstrepen van de meetstaaf. Bij het begin eener meting wordt het eerste microscoop gesteld ten opzichte van het betreffende in den grond aanwezige merkteeken; bij het eindigen eener meting wordt de stand van het laatste microscoop opge meten ten opzichte van het merkteeken, tot welks onmiddellijke nabijheid de meting dan gevorderd is. Bij iederen stand van de meetstaaf wordt de helling er van gemeten, en de temperatuur er van afgelezen aan twee thermometers. Door eenvoudige berekeningen wordt telkens de lengte van de horizontale projectie der meetstaaf en ten slotte de horizontale afstand der merkteekens gevonden. De secties van 576 meter werden ieder twee maal, de sectie van 288 meter werd zes maal gemeten. Eene voorloopige herleiding der metingen werd op het terrein door een der ingenieurs bijgehouden. Aldus kon enkele minuten na het eindigen van de tweede meting eener sectie beoordeeld worden of de resultaten der beide metingen voldoende overeenstemming vertoonden om te mogen besluiten, dat geen grove fouten voorkwamen, waardoor herhaling der meting noodig zou worden.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1914 | | pagina 212