201
e metingen geschiedden in de voormiddaguren; na uitpakken, opstellen
en controleeren der toestellen kon in den regel de eigenlijke metin*
omstreeks te zes uur aanvangen. Met eene onderbreking van een kwartier
werd dan doorgewerkt tot de dagtaak was volbracht, hetgeen met inbegrip
van verse ullende verificaties aan de instrumenten omstreeks den middao-
het geval was.
Voor de bepaling van de hoogte-ligging van de basis ten opzichte van
A. r. werd eene waterpassing uitgevoerd tusschen de verkenmerken der
ïjkswaterpassmg N°s. 27 en 28 voorkomende in de Protestantsche kerk
e Voorthuizen en in de tolgaarderswoning te Oud-Milligen. De water
passing geschiedde door de ingenieurs Bijl en Dieperink met een
ins rument van Fennel N°. 3392 en twee waterpasbaken van Caminada,
behoorende aan de Technische Hoogeschool.
Het waterpasinstrument heeft een kijker met objectief van 41 m.M.
pening en 450 m.M. brandpuntafstand en is voorzien van een reversie-
niveau met eene hoekwaarde van 13,5 secunden. De gewaterpaste lijn
an totaal 8,8 K.M. lengte was verdeeld in 15 stukken, welke ieder twee
maal gewaterpast werden. Uit de 15 verschillen, telkens van de twee
wa erpassingen van dezelfde sectie, wordt gevonden 1,22 m.M. als middel
bare fout per K.M. enkele waterpassing. In aanmerking genomen, dat
geen buitengewone maatregelen werden genomen om de nauwkeurigheid
beschouwd'6'1 V°eren' reSU'taat a'S zeer SunstiS worden
Op 8 en 11 Augustus werden nog proefmetingen gedaan met een basis
toestel met 24-meteilange invar-draden. Eene sectie van 576 meter werd
met een dier draden twee maal gemeten, geheel op de wijze zooals
eschreven wordt in „La mesure rapide des bases"; de sectie van 288
meter werd met ieder van de drie beschikbare draden 4 maal gemeten,
maar daarbij werd, behalve in de eindpunten, geen gebruik gemaakt van
de by den toestel behoorende .statieven, maar van in den grond ge
reven piketten, waarvan het bovenvlak ongeveer 1,25 M. boven den
grond kwam.
De bovenvlakken der piketten werden voorzien van halfbolvormig af
gewerkte stalen koppen, waarop in fijne lijnen een kruis was ingesneden.
De 11 tusschenpiketten werden geplaatst op afstanden van ongeveer
24 meter; de in de stalen koppen voerkomende kruispunten werden met
behulp van een theodoliet in'de basislijn ingewezen, terwijl de hoogte
verschillen er van door gewone waterpassing werden bepaald.
Eerst nadat alles gesteld was, werden de afstanden der kruispunten
met de draden gemeten.
Uit voorloopige berekeningen blijkt, dat de metingen met de drie