207 Slingerwaamemingen. De ingenieur Vening Meinesz bepaalde in het voor de slinger waarnemingen beschikbaar gestelde vertrek in het hoofdgebouw van het Meteorologisch Instituut te de Bilt de constanten van den toestel van Stückrath. De bepaling van de druk-constanten der vier slingers, gaf geen aanleiding tot wijziging van de indertijd door prof. Haasemann van het Geodetische Instituut te Potsdam opgegeven waarden. De ongunstige temperatuurs- verdeeling in het vertrek bij verwarming maakte de bepaling der temperatuur constanten bezwaarlijk, maar de verkregen resultaten vertoonden genoegzaam overeenstemming met de te Potsdam bepaalde waarden. Nadat in het begin van Maart de pendule van Strasser en Rohde hersteld uit Glas- hütte was terugontvangen, werd ook de drukconstante van den toestel van Defforges bepaald; door de ongelijkmatige temperatuursverdeeling was het echter niet mogelijk voor dezen toestel de temperatuurs-constante met genoegzame nauwkeurigheid te bepalen, zoodat dit moest worden uitgesteld, totdat zich een gunstige gelegenheid zou voordoen. Voor den toestel van Stückrath werd door den ingenieur Vening Meinesz een gewijzigde methode uitgewerkt voor het bepalen van den invloed van het medeslingeren, waarbij minder storing werd ondervonden van bodemtrillingen, hetgeen in het bijzonder van belang zou zijn bij waarnemingen op slappen bodem in het westen van ons land. Tevens werd de mogelijkheid onderzocht om door het doen slingeren van twee slingers in hetzelfde vlak, maar met tegengestelde phase, den invloed van bodemtrillingen bij de waarnemingen te elimineeren. Bij kunstmatig opgewekte periodische statiefbewegingen bleek deze methode goede resultaten op te leveren, zoodat werd besloten bij de waarnemingen op de stations steeds beide methoden, ieder voor een gelijk aantal waarnemingen, toe te passen. Met de eigenlijke slingerwaarnemingen werd aangevangen in Mei, toen achtereenvolgens de stations Leiden (Sterrewacht) en Delft (Geodesie- gebouw) werden bezet, waar beide instrumenten zijn gebezigd. Te Leiden leverden de methoden voor de bepaling en het elimineeren van den invloed van het medeslingeren goede resultaten, maar te Delft waren de bodembewegingen zoo sterk, dat geen volkomen betrouwbare uitkomsten konden worden verkregen. In Juli en Augustus werden beide toestellen gebezigd op de stations Wolberg en Harikerberg, beide punten van het hoofddriehoeksnet, waar breedte- en azimutbepalingen zijn uitgevoerd; op deze punten was de bodemgesteldheid zoodanig, dat de gewone methode ter bepaling van den invloed van het medeslingeren van het statief kon worden toegepast.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1914 | | pagina 219