waarvan de aanleiding hoogst waarschijnlijk ook slechts lag in een foutieve kadastrale omschrijving, een geheel perceel was genoemd, terwijl een gedeelte had moeten zijn genoemd. De partij, die de dupe was geworden van de begane fout, heeft gelukkig door getuigen kunnen bewijzen, dat hem door verjaring ook de eigendom toekwam van hetgeen hij reeds in bezit had. Het gedeelte, waarover het geding liep, had als uitgeveend land slechts geringe waarde, maar hij, wien het thans is toegewezen, had er de turf uitgegraven en zich in 't hoofd gesteld, dat hij die turf dan zou moeten hebben gestolen, wanneer hij ze uit land had gegraven, dat hem niet toekwam. Niet om den knikker dus, maar om de eer van 't spel. Die eer is duur moeten worden betaald, twee keer is de recht bank naar het terrein geweest en eens heeft zij aldaar ook zitting gehouden en getuigen gehoord. Rechtbank en later ook gerechts hof hebben ten slotte, in strijd met de kadastrale tenaamstelling den bezitter in het gelijk gesteld. Wordt er niets gedaan om dergelijke fouten te voorkomen, kunnen ze niet tijdig ontdekt worden, wie is de verantwoorde lijke persoon? Art. 95 I. K. zegt: «Is de kadastrale aanduiding van eenig «goed in een overgeschreven akte blijkbaar onjuist, dan wordt «de overboeking opgeschort en worden partijen of de notaris, «ten wiens overstaan de akte is verleden, door den bewaarder «uitgenoodigd om eene verbeterde akte te doen overschrijven.'» «Wanneer niet binnen eene maand na die uitnoodjging eene «akte van rectificatie is ingeleverd, zendt de bewaarder, indien «het eene notarieele akte geldt, een relevé der begane overtreding, «vergezeld van een uittreksel uit den legger en zoo noodig uit «het plan en verdere stukken, ter beoordeeling aan den betrokken inspecteur der registratie.» En Art. 96: «De bewaarder houdt aanteekening in een daartoe «bestemd register van alle akten, die verbeterd moeten worden». «Zoodra de akte van verbetering is overgeschreven, wordt «daarvan aanteekening gedaan en de post doorgehaald. Posten «ouder dan 5 jaren kunnen worden doorgehaald, wanneer de «pogingen tot aanzuivering geen gevolg hebben gehad.» Wat gebeurt er nu verder; de inspecteur der registratie is volgens art. 59 van de wet op het Notaris-ambt van 9 Juli 1842 213

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1914 | | pagina 225