de nadere omschrijving in de akte, of wanneer een perceel n°. wordt opgegeven, dat niet op naam van den verkooper staat, of een, dat in de aangehaalde sectie niet voorkomt en in nog enkele dergelijke gevallen meer, wordt op het bureau de fout ontdekt en kan het bewijs der foutieve kadastrale aanduiding geleverd worden. Bij verkoop van een gedeelte van een kadastraal perceel gaat de landmeter naar het terrein om de nieuwe eigendomsgrens ambtshalve op te meten, in dat geval wordt een begane fout steeds ontdekt. Een radicaal en rationeel middel om de fouten te ontdek ken en de nadeelige gevolgen daarvan te voorkomen, zou dus zijn, dat de landmeter ook een onderzoek op het terrein instelde, bij overgang van geheele perceelen, wanneer dat gedeelten van iemands eigendom zijn. De administratie van het kadaster heeft echter ten allen tijde een anderen weg ingeslagen om fouten te voorkomen en wel dezen, dat zij hare kaarten in overeenstemming met de indee ling der perceelen op het terrein trachtte te houden. Dat is echter onmogelijk gebleken, niet alleen, dat er een vaste dienst van opsporing zou moeten worden ingesteld, wilde men alle terreins veranderingen, ook de geringe grensverleggingen, ontdekken en ter opmeting aanteekenen, maar ook het werk van den land meter, zoowel als van den boekhouder, zou te zeer toenemen, de daarmede onvermijdelijk gepaard gaande perceelsvernommering zou grooten last veroorzaken en de nazieningen in de kada strale en hypothecaire registers zeer bemoeilijken. Bovendien verschaft die methode veel tamelijk onnut werk, omdat daarbij tal van cultuurgrenzen binnen eenzelfden eigendom worden op genomen en in kaart gebracht, waarvan nooit ééne later eigen domsgrens wordt. Ze staan alleen maar op de kaart voor de verkenning en schatting, haar opneming is, van uit kadastraal oogpunt bezien, alleen daarvoor van eenig belang. Toch heeft men dien weg steeds gevolgd, hoewel begrijpelijker wijze de maatregel niet op de spits werd gedreven, vooral in den laatsten tijd niet. In de Handleiding voor de technische werkzaamheden voor kadastrale hermetingen, welke dateert van het jaar 1902, staat echter nog ongewijzigd in 5: «Bij de perceelmeting wordt «in t oog gehouden, dat het kadastrale plan zooveel mogelijk een getrouwe afbeelding moet zijn van de indeeling van het 217

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1914 | | pagina 229