225 Voor de kleinste waarde, die y kan verkrijgen, namelijk y i, aan den top, is de helling- het grootst, namelijk: 1 tang oca j—, en neemt van hier naar beneden toe steeds af. r_ Daar a is ook a en derhalve zp 1 2 P tang -V y L. a y y v' 2 p en tang Xo S-(g) r v De tangens van den hellingshoek is dus recht evenredig aan den weerstand, maar omgekeerd evenredig aan het soortelijk gewicht der uitg-eworpen stoffen. De helling der vulkanen aan den top is zeer verschillend, af wisselende tusschen 200 tot 35° maar bedraagt zelden meer dan 300. Het soortelijke gewicht van vochtige vaste klei en klei achtige aarde is 1,88 tot 2,07, van »augietandesiet» gemiddeld 2,75; nemen wij daarvan het gemiddelde dan wordt y 2,2 en dan is tang 30° iÉ. 0f y 2,2 1,1 0.5774 A en p 0,635 (9), waardoor men zich ten minste bij benadering eene voorstelling van de getallenwaarde der ingevoerde weerstandsgrootheid per eenheid van oppervlakte kan maken. Waarschijnlijk zijn de oorspronkelijke hellingen aan den top der vulkanen echter veel grooter geweest, dan zij nu worden gevonden, daar door de afspoeling het losse materiaal dezer steile gedeelten het gemakkelijkst naar beneden werd gevoerd. Voor oc0 450 wordt p 1.1, en voor x0 6o°, p 1,9. iNeemt men op de as O. X van het punt O af, eenige even groote stukken bijv. gelijk aan de eenheid O. Ben trekt uit de eindpunten dier stukken «ordinaten», dan hebben deze de lengten 1, a, a2, a3, a4, enz. De som van twee opeenvolgende ordinaten, gedeeld door hun verschil is constant, want de grootheden ^2 en a\2 an zlJn belde ?elljk aan a «2 ai2 1 an a 1

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1914 | | pagina 237