waarvan alleen die in den Westelijken ketel trouwens ook de jongere van beiden thans nog werkzaam zijn, waarbij zich dan verder het verschijnsel voordoet, dat de kraters kleiner zijn, naarmate zij later zijn ontstaan, wat wellicht op afnemende werk zaamheid van den «vulkaanhaard» zou kunnen wijzen. De Zuid-Westelijke top, de «Parapatti» rijst op tot 2776 Meter hoogte, terwijl de Noord-Oostelijke de eigenlijke «Merapi» 2892 Meter hoog is; het grondvlak van dezen vulkaan heeft dan ook eene langwerpige ellipsvormige gedaante, wat niet wegneemt, dat ook aan zijne flanken hier en daar de karakteristieke vulkaan- lijn optreedt. Verder kan de heerschende windrichting ten gevolge hebben, dat de fijnere uitwerpselen hoofdzakelijk aan den eenen kant worden afgezet, zooals dat bijv. reeds in 1844 door Darwin werd opgemerkt ten opzichte van de asymetrische tufheuvels op Ascension, die ontstonden onder den invloed van de Zuid- Oost-Passaat 2), terwijl de zoo vaak voorkomende zijdelingsche erupties op de hellingen kleinere vulkaantjes kunnen doen ont staan, waardoor aan de eene zijde tegenhellingen worden gevormd en de regelmatigheid dus sterk wordt gestoord. Maar niettegenstaande de vele afwijkingen van den idealen vulkaanvorm zijn toch bij de vele groote vulkanen van Sumatra en Java en elders in Insulinde, ten minste aan enkele zijdeiy bevallige hellingen waar te nemen, die tot de logarithmische kromme naderen. 3). Door uitmeting op eene photographie van den zeer regelmatig opgebouwden «Fusiyama» kwam Verbeek zooals wij boven reeds hebben gezien tot het resultaat, dat de beschrijvende lijn der flanken van dezen vulkaan ongeveer overeenkomt met de logarithmische kromme, voorgesteld door de vergelijking: y (1,47)*; alleen aan den top is de helling geringer dan deze «kromme» aangeeft, daar de helling bij den top gemeten on- Verbeek, Sumatra's Westkust, pag. 485. 2) Van Baren, Vormen der Aardkorst, pag. 146. s) G. Linck in Jena heeft later getracht langs experimenteelen weg, waarbij zand van verschillende korrelgrootte uit eene buis werd geblazen, den vorm der vulkanen weer te geven en meende daarbij tot het resultaat te moeten komen, dat de beschrij vende lijn der vulkanen eene Maxwell'sche «Waarschijnlijksheids-kromme» zou zijn. (Neues Jahrbuch für Mineralogie, «Jubilaeums-Band», 1907.) Zie ook «Vulkanen», door J. van Baren in deel IV der Encyclopedie voor Ned. Indië.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1914 | | pagina 239