De vulkaan gord el van Insulinde wordt doorsneden door de ietwat geheimzinnige zóne der «tectieten», welke in ongeveer Zuid-Oostelijke-Noord-Westelijke strekking over Billiton loopt; de op «Obsidiaan» gelijkende glasachtige lichamen, die in deze zóne worden gevonden en die waarschijnlijk van «kosmischen» oorsprong zijn en dus als «glas-meteorieten» zullen moeten worden beschouwd, schijnen, voor zooverre thans bekend is, alleen op te treden in de langwerpige strook welke van Australië over Billiton, Moravië (Iglawadal) en Zuidelijk Bohemen (Budweis aan de Moldau) tot wellicht zelfs naar Schonen (Christiaanstad) in Zuid-Zweden loopt.») Naar gelang van de vindplaats worden deze voorwerpen onderscheiden xn «Austra- lieten», «Billitonieten» en «Moldavieten» en tusschen deze glasmeteorieten, vrij wel overeenkomende met de zure glazige vulkanische gesteenten der aarde en de zware metaalmassa s, welke optreden in de ijzermeteorieten («Siderieten»), ligt nu eene geheele reeks van meteorieten van de meest afwisselende samenstelling, welke wellicht in verband met de mogelijkheid, dat deze meteorieten de brokstukken zijn van een wellicht eens bij eene catastrophe uiteengesprongen hemellichaam, eenigermate een overzicht kunnen geven van de mogelijke groepeering der stoffen ook in de dieper gelegen deelen van het lichaam der aarde. Het fijnere in hoofdzaak uit «augietandesiet» bestaande eruptie materiaal der vulkanen is spoedig geheel «verweerd» en wordt daarbij omgezet in eene roode tot roodbruine «klei»; de kleur wordt daarbij veroorzaakt door ijzeroxydehydraat, dat ontstaat bij de omzetting van het aanwezige magneetijzererts. Ook de grootere blokken gaan echter onder inwerking van atmospherische invloeden spoedig tot verweering over en des te sneller, naarmate zij poreuzer zijn; zij gaan daarbij over in dezelfde roode klei, waarin soms hier en daar nog grootere door hunne lichtere kleur opvallende - nog niet volledig verweerde blokken verspreid kunnen liggen, die dan echter door de verweering dikwijls reeds zoo zacht zijn geworden, dat zij gemakkelijk met de spade kunnen worden doorstoken. De verweering der «andesieten» van verschillende vulkanen gaat evenwel niet even snel; sommige blijven lang «frisch», 23Ö Suess, «Das Antlitz de Erde» III, 2 pag. 698, etc.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1914 | | pagina 244