231 terwijl het bij andere vulkanen dikwijls vrij wat moeite kost om een onverweerd stuk van het gesteente te vinden. De bij de verweering gevormde roode klei is zeer rijk aan «natrium-», «kalk-» en «kalie»zouten en vormt daardoor eenen bij uitstek vruchtbaren bodem, die spoedig met eene vrij dichte vegetatie is bedekt, zoodat bijna nergens «vast aanstaand» gesteente aan de oppervlakte der vulkanen zichtbaar is. Deze bodem leent zich uitstekend zoowel voor den aanleg van terrasvormige Sawah's ten behoeve van de rijstcultuur, als voor aanplantingen van «koffie», «kaneel», «suikerriet» en «kina»; de eerste kina-aanplantingen werden in 1854 door Hasskarl aangelegd te Tji bod as op de vruchtbare helling van den nog werkzamen «Gedeh» en te Tjiniroean op die van den thans rustenden Malabar (Malawar). De Cinchona-\>ooYiV£>]es> waren ten deele door Hasskarl zelf onder den pseudoniem «Muller» op last der Nederlandsche regeering verzameld in de maagdelijke wouden op de Oostelijke hellingen van den Peruaanschen Andes keten, ten deele uit zaad opgekweekt in den «hortus» te Leiden en te Amsterdam. Daar te Tjibodas de niet al te dikke teellaag bleek te liggen op eene ondoordringbare tufsteenlaag was de groei der boompjes daar minder goed, doch te Ijiniroean was de groei prachtig; het oorspronkelijke bosch was hier door Hasskarl gekapt en voor beschaduwing werd gezorgd door een lager plantsoen van «dadap» (Erythrina indica) zooals bij de koffiecultuur. Jünghuhn die ten onrechte de meening was toegedaan, dat men kinaboomen moest kweeken in de schaduw van hoog geboomte, omdat zij in de wouden van Amerika eveneens door hooge stammen zijn omringd liet in 1856 de be planting van Tjibodas waar dit trouwens ook tengevolge van de mindere geschiktheid van den bodem gewenscht was overbrengen naar een nabijgelegen bosch op de helling van den Gedeh en die van Tjiniroean op den Malabar eveneens naar een oorspronkelijk woud hooger op denzelfden berg gelegen. Daar in de kinaplantsoenen van Britsch-Indië was gebleken, dat de kinaboom vrije toetreding van licht en warmte noodig heeft om zich behoorlijk te kunnen ontwikkelen, werd na Junghuhn's dood in 1864 weder met dit stelsel van afsluiting Prof. Dr. C. A. J. A. Ou de mans, Pharmacognosie, pag. 151.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1914 | | pagina 245