De stuwkegel van den Merapi op Java, aldaar de «prop»
genoemd en bekend als de «Goenoeng Anjar» nam tot 1911
voortdurend in omvang toe, doch bleef sedert Mei 1911 volkomen
stationnair. Westwaarts van den ouden stuwkegel vormde zich
toen evenwel een nieuwe kegel en deze nieuwe «prop» is thans
reeds hooger dan de Goenoeng Anjar. Beider poreus, grof-
kristallijn, zwartbruin gekleurd gesteente, steekt opvallend af tegen
het compacte, lichtgrijze gesteente van den ouden kraterrand. De
kraterbodem wordt allengs geheel opgevuld en bij voortdurenden
groei van den nieuwen stuwkegel dreigen hoe langer hoe meer
Steenlawinen over den kraterrand maar beneden te—komen.
Gevaar voor uitbraken van de geheele of wellicht een gedeelte
van de «prop», wat eene ontzaggelijke ramp zou kunnen ver
oorzaken, schijnt voorshands nog niet te bestaan, daar de reus
achtige puinhoopen, die den krater bijna geheel opvullen, niet in
staat schijnen te zijn om de krateropening geheel te verstoppen
en de ontsnapping der «gassen» te verhinderen. J)
Kan het verwondering baren, dat de eenvoudige inlanders vol
ontzag opzien naar de geheimzinnige vulkanen en dat hunne
verbeelding deze immer dreigende gevaarten met machtige berg
geesten bevolkt, wier geneg'enheid zij door offeranden trachten
te winnen Een voorbeeld daarvan zagen wij reeds bij den
Fusiyama, doch ook in Insulinde komt dit voor.
Op het Zuid-Westelijke schiereiland van Celebes verheft zich
Zuid-Oostwaarts van Makasser de reusachtige thans rustende
vulkaan «Lompo Battang» of de «Piek van Bonthain»
In de woeste wijde kratervlakte ligt thans het brongebied van
de Westwaarts stroomende «Berang»; op den 2766 meter hoogen
top «Boeloe Baryah» der oude krateromwalling, staat thans de
waarnemingspijler van het primaire punt P,2 van den «Topo-
graphischen Dienst», terwijl op den 3042 meter hoogen top
«Bawa Kraëng» (de eigenlijke Piek van Bonthain) de waar
nemingspijler van het secundaire punt S, 1 wordt gevonden. De
afstand tusschen beide triangulatiepunten bedraagt linea recta
slechts 4 K.M., doch de tusschen gelegen gedeelten van den
ouden kraterrand zijn zoo woest en totaal onbegaanbaar, tenge
volge van de steile hellingen van het vast aanstaande gesteente
238
Dr. Th. Wurth in Jaarverslag van den Topographischen Dienst in Neder-
landsch-Indië, 1913, pag. lbo.