den tijd van 4000 dagen, nadat zij de «kuur» had ondergaan
tot op 40° C. en vervolgens op laboratoriumtemperatuur was
gehouden. Het eerste gedeelte van deze kromme stijgt een
weinig sneller dan dat voor staven het geval is, waarbij de
«veroudering» of «tempering» tot op eene lagere temperatuur
is voortgezet, doch spoedig verdwijnt elk verschil en aan het
verloop dezer kromme kunnen dus de «correcties» der verande
ringen worden ontleend voor elke «invarstaaf», wanneer men
slechts weet, hoeveel tijd er is verloopen, sedert het einde harer
«tempering».
Wanneer b.v. twee jaar na het einde der tempering de lengte
van eene 1 meter lange staaf van «Invar» door vergelijking op
den comparator wordt vastgesteld, dan zullen na verloop van nog
een jaar zooals uit fig. 1 blijkt de resultaten dezer vergelijking
wederom met 1,4 moeten worden vermeerderd.
De veranderingen van de tweede soort verloopen zooals boven
werd gezegd, des te sneller, naarmate de temperatuur hooger
is; eene in varstaaf welke plotseling van de gewone temperatuur
tot op 100° wordt verwarmd, heeft hare daarbij behoorende
lengte «practisch» in ongeveer 30 minuten bereikt. De nadering
tot den eindtoestand volgt eene exponentiaal-uitdrukking en heeft
voor het grootste gedeelte dus in veel korter tijd plaats.
Hieruit volgt, dat de uitzetting van eene invarstaaf onbe
paald blijft tusschen twee grenswaarden, waarvan de eene
afhankelijk is van de snel bereikte temperaturen en de andere
van de temperaturen, waarop de staaf gedurende een «theoretisch»
oneindig langen tijd heeft vertoefd.
Het verschil tusschen deze twee grenswaarden is eene functie
van de temperatuur, die tusschen O0 en 100° kan worden voor
gesteld door de empirische formule:2)
A 0,00325. 10-6 ö2.
De in fig. 2, voorgestelde kromme geeft deze veranderingen
aan in «microns» voor elke 10° verschil in de temperatuur
In de praktijk, bijv. bij het gebruik van Invar-meetstaven
259
Zie voor de verlenging van de bij de Basismeting van Dj ene pon to (Celebes)
gebruikte Invar-draden N°. 285 en 286 de gegevens betreffende het onderzoek te
Breteuil op pag. 281 van dezen Jaargang van het Tijdschrift voor K. en L.
Ch. Ed. Guillaume, Les Modifications Passagères et Perrnanentes des Aciers
en Nickel, pag. 219.