3°. dat zoowel West rate als app. de bewuste strook hebben beschouwd als te behooren tot het land van geïnt., blijkende dit ten aanzien van Westrate uit het feit, dat hij van 1885 tot 1907 herhaaldelijk het land van geïnt. en daarbij ook de bewuste strook in dienst van geïnt, heeft bewerkt en daarvoor loon ontvangen en ten aanzien van app. uit hunne uitlating dat partijen (nl. Westrate en app.) «zonder verder onderzoek en afmeten de sloot «voor de grensscheiding hebben aangezien», enz., O. echter dat naar 's Hofs oordeel, die omstandigheden niet zullen vermogen te ontzenuwen het hierboven door app. tot staving van hun eigendomsrecht aangevoerd bewijs voortvloeiende uit de te bewijzen aangeboden feiten, indien deze zijn bewezen, dat toch enz. dat voorts de uitdrukking «zoodanig dezelve iu strekking en «belending gelegen zijn» eene uitdrukking in dergelijke akten niet ongewoon, kwalijk kan dienen om te bewijzen, dat de sloot de grensscheiding tusschen de beide perceelen was nu vast staat, dat zich daar ter plaatse ook een greppel bevond, die even zeer als grensscheiding tusschen 2 landen kan dienst doen; dat voorts de sloot niet als grensscheiding in de akte wordt genaemdj) dat wel in het algemeen de 2 M. breede sloot eerder als grens scheiding is te beschouwen dan een greppel, maar hier niet uit het oog mag worden verloren, dat beide perceelen vroeger in één hand waren, terwijl de sloot toen reeds aanwezig was, zoodat met welk doel zij oorspronkelijk mag zijn gemaakt, zij toen niet diende tot afscheiding van twee aan verschillende eigenaren toebe- hoorende erven, terwijl, waar omtrent het ontstaan of de bestem ming van den greppel geen gegevens voorhanden zijn, het niet onmogelijk voorkomt dat zij juist is gegraven om de grens scheiding der twee landen aan te geven overeenkomstig de in de akte van 1885 aangegeven maten der beide landen;2) dat eindelijk op grond van het in de dingtalen vermelde wel mag aangenomen worden, dat bij den koop en verkoop in 1907 èn Westrate én app, in de meening verkeerden dat het verkochte land begrensd werd door de sloot, maar daartegenover staat dat 268 Wat zou het er voor geïnt. reeds beter hebben voorgestaan al had een nadere omschrijving zich dan ook maar bepaald tot den aard der afscheiding tusschen perc. 13 en 14. Wat bij de controle op het terrein in 1885 gemakkelijk was uit te maken geweest.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1914 | | pagina 286