Eindarrest van 1910.
Het Hof enz.
O. dat door de verklaringen der gehoorde getuigen de 3 aan
app. te bewijzen opgelegde feiten volledig zijn bewezen enz.
O. dat uit het getuigenverhoor eenige nieuwe feiten zijn ge
bleken n.l.
i<>. dat er op perceel 112 meerdere greppels aanwezig zijn on
geveer evenwijdig op een afstand van 20 M.
20. dat de bewuste greppel niet geheel tot de N.-grens doorloopt,
3°, dat wil men van het tegenwoordige perceel n°. 507 gaan
op n°. 508 men dit moet doen over den dam van n°. 112, ten
einde alzoo, langs meer bedoelden greppel te komen op n° 508,
betoogende geïnt. dat vooral uit laatstgenoemde omstandigheid
blijkt, dat de strook behoort bij zijn land (n°. 112) daar anders
de verkoopers van 1885 ongetwijfeld laatstgemeld perceel zouden
hebben bezwaard met een servituut van weg ten behoeve van
een gedeelte van n°. 105, komende dergelijk servituut in de akte
echter niet voor, ofschoon die akte vol staat van uitwegen, welke
aan andere perceelen worden toegekend;
O. dat geïnt. in verband hiermede nog heeft aangetoond, dat
het ook niet is aan te nemen, dat waar ieder eigenaar zijn land
onder de meest gunstige conditiën wenscht te verkoopen de ver
koopers in 1885 zoo weinig commercieel zouden gehandeld hebben,
dat zij stukken land zouden hebben gevoegd bij perceelen, waarvan
zij niet slechts door een breede sloot gescheiden zijn, maar
waarmede zij zelfs niet door een brug of dam zijn verbonden,
zoodat men om van het eene gedeelte van het perceel op het andere
te komen, over eens anders land moet rijden en een grooten
omweg maken;
O. enz,
O. dat, waar omtrent den plaatselijken toestand van voorheen
en thans betrekkelijk zoo weinig in dit geding is gebleken, enz.
O. enz.
Vernietigt het vonnis der A. R. in deze zaak gewezen en op
nieuw recht doende;
Verklaart dat de app. zijn eigenaren van de bij dagvaarding
omschreven strook grond,
Veroordeelt geïnt. om zich te onthouden van verdere gebruik
making van gezegden grond;
270