daar de practische predikers dier dagen met groote menschen- ennis de dikwijls moeilijk uitroeibare vóórchristelijke gebruiken zooveel doenlijk ontzagen. Sommige der Oude heiligdommen werden zelfs tot Christelijke tempels gewijd en allengs verrezen overal in den lande de een voudige houten bedehuizen der eerste Christelijke gemeenten; geheel in den geest der vrijheidlievende germanen, kwamen deze erken uit vrijwillige bijdrageu tot stand, doch reeds spoedig poogde de geestelijkheid in navolging van de Israëlitische ge woonte de kerkelijke kas door de vordering van .tienden" te stijven, Reeds in 566 werd op het Concilie van Tours het opbrengen van „tienden" den Christenen als een godewelgevallig werk aan geprezen en op het Concilie van Macon in 585 als een kerkelijk ge od zelfs verordend, doch waar de kerkelijke besluiten niet door het burgerlijke gezag werden gesteund, bleef het veelal bij de vrome wenschen. Eerst toen de frankische Koningen hun macht stelden ten dienste van de „Kerk," werd ook het opbrengen der „tienden" in hunne uitgestrekte landen algemeen verplichtend gesteld en moesten deze dus ook door de Friezen en Sachsen en de andere ons land bewonende stammen, toen deze voor Karei den Grooten hadden moeten zwichten, aan de geestelijkheid worden opgebracht. veeds bij het Capitulare van 764 was door koning Pepijn den Korten gedecreteerd, dat ieder of hij wilde of niet zijne tienden had op te brengen en bij de Capitularen van 794 werd dit gebod door Keizer Karei den Grooten vernieuwd en verscherpt; zelfs bepaalde deze keizer in 800 bij het „Capitulare de Villis," dat de kerkelijke tienden ook van de koninklijke domeingoederen zou den worden geheven. Thans brak een gouden tijd aan voor de kerken; om deze toch hadden zich reeds spoedig meer of minder welvarende neder zettingen gevormd en naarmate deze in welvaart stegen, werd de opbrengst der tienden grooter. °m dit zooveel mogelijk te bevorderen, kregen de Schouten in last om de daarvoor meest geschikte gedeelten van de wou den aan bekwame lieden ter „roding" te geven, terwijl tevens werd verordend, dat geene nieuwe bosschen mochten worden aangeplant. Aldus nam spoedig de welvaart toe, doch slonk het woud- 3i

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1914 | | pagina 31