305 schreven en dat de heeren het goedvinden dat ik toch nog- maar lid blijf. De aantijging als zou ik trachten te ontkomen aan de conse quenties van de besluiten van 1913 kan ik te niet doen door te verwijzen naar mijn brief aan de «commissie» d.d. 25 Maart 1913 (Zie T. v. K. en L. 1913, bldz. 73). We zijn het vorig jaar niet eens aan een bespreking van het onderwerp hóever de splitsing in gewone- en buitengewone leden moet worden doorgevoerd toegekomen; hoe kan mij dus thans worden verweten dat ik de consequenties van de gevallen be slissingen tracht te ontgaan! Mijn amendementen zijn het natuurlijk gevolg van het steeds door mij ingenomen standpunt. Als algemeenen regel in het H. R. vastleggen dat er steeds een huishoudelijk deel der alge- meene vergadering zal zijn acht ik in strijd met art. 10 der Statuten en overigens veel te bindend voor het toch niet onmogelijke geval dat er eens geen huishoudelijke vergadering noodig zou zijn! Maar dan moet men ook niet door de voorgestelde redactie van art. 17 een huishoudelijke bijeenkomst gebiedend noodzakelijk maken. De redeneering der ontwerpers keert zich nu tegen henzelf, ze spreken er van dat buitengewone leden niet den indruk moeten hebben dat ze zijn ongewilde gasten in het huis van een vreemde. M. d. V. dat onderschrijf ik volkomen! Maar hoe wordt dat bereikt? Niet door ze in niets ongeveer medezeggenschap te geven! Men bereikt dat slechts door hen in zooveel mogelijk aange legenheden als gewone leden te behandelen. Slechts als het geldt art. 1 b der Statuten, maar ook dan alléén moeten we «onder ons» zijn. Ten slotte teeken ik ernstig protest aan tegen de insinuatie door de heeren de Korver en Krijgsman thans andermaal te berde gebracht aan het adres van het in 1912 zittend bestuur der vereeniging. Dezelfde beleedigende bewoordingen, thans door hen gebruikt nl. deze: «door vage, verontrustende mededeelingen poogde (het «bestuur) een ter algemeene vergadering genomen besluit

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1914 | | pagina 323