gebied op onrustbarende wijze en daar tevens de predikers in vurigen ijver de geheiligde wouden zooveel doenlijk deden ver branden, geeft dit ons een aanknoopingspnnt ter verklaring van de snel voortschrijdende ontwouding van den Nederlandschen bodem in die dagen. Den ouden Germaan was het bosch heilig, doch juist daarom was het den Christenprediker een gruwel, ter wijl de belangen van Kerk en Staat destijds medebrachten, om zooveel mogelijk het woud door tiendplichtige Culturen te doen vervangen; helaas zou ook hier weder misplaatste ijver het goede -ten-kwade doen keeren, zoowel voor den bodem als voor komen de geslachten. Met de stijgende welvaart vermeerderden snel de macht en het aanzien der kerken; groote giften werden aan haar gedaan, al was het ook niet altijd uit even onbaatzuchtige overwegingen. Dikwijls werd gegeven of werden zelfs geheele kerken gesticht om zoo mogelijk eigen zonden af te wasschen en die waren er vele bij sommige Christenen dier tijden. Sporen van menschenoffers en zelfs van Kannibalisme schemeren nog door in de gebruiken dier dagen; bij Capitulare van 785 trok Karei de Groote te velde tegen het gebruik om even als eertijds te eten van het vleesch van een toovernaar of too verkol. Nog in de 1 ie eeuw gelastte bisschop Unwan om de heilige wouden neer te branden, omdat de moerasbewonersdaarin nog steeds hunne offers brachten, terwijl het in de tijden der dooi en door Christelijke vorsten Karei de Groote enLodewijkde Vrome nog noodig was om voor te schrijven, dat niemand meer dan twee vrouwen mocht hebben, een derde was immers over bodig. De polygamie was dus geoorloofd onder de Christenen dier dagen. Vreemd was het dus niet, dat menigeen zich in zijne latere dagen ietwat bezwaard ging gevoelen en zijn geweten poogde te sussen door groote giften aan Kerken en kloosters, al beston den deze giften dan ook somtijds uit goed, verkregen op minder rechtvaardige wijze. Ook hiertegen trokken de Capitularen van Karei de Groote en zijne opvolgers te velde evenals tegen het overdreven bevoordeelen van de kerken ten koste van de nage laten betrekkingen. Aan dezen tijd zal ook Goethe hebben ge dacht, toen hij Mephistopheles liet zeggen: «Die Kirche hat einen guten Magen, 32

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1914 | | pagina 32