«verschoten heeft hondert vijffentwintich Carolus guldens tot twin-
«tich stuvers tstuck, mits dat soe de losse bij vvtganck van voerss.
«twintich Jaeren nijet geschijet sal deselve pantschap voerts van
«Jaer tot Jaer gedeuren ter afflossonge toe. Welcke voerss. hoeff-
«somme der pantpennongen verstreckt zijnen tot Coep ende ver-
«beteronge van nijeuwe kloek tot Coetwijck ende totte selve ge-
«reets gejmploijeert.»
Van aflossing kwam evenwel niets en zoo vond de Commissie,
die tusschen de jaren 190210 de zaken der te ontbinden
Kootwijker Maatschap had te behartigen ook de bovenbedoelde
schuldvordering nog te vereffenen en werd dus bij de verdee
ling der gronden aan den toenmaligen houder van den daarop
betrekking hebbenden „perkamenten brief» een perceel Heide
veld ter waarde van f 125.daarvoor toegewezen.
Inmiddels was reeds in 1869 en dus bijna eene halve eeuw
vroeger de «nije» klok gebarsten en door eene mindere zware
vervangen, wat wel op eigenaardige wijze de duurzaamheid van
«perkamenten brieven» illistreert.
Zeer opmerkelijk waren in dit opzicht ook de verhoudingen
in de Mark of Buurt van Bennekom.
In 1626 werd aldaar besloten «dat men de 206 gl. die opge-
«nomen sijn tot betalinge van de reparatie der Whem te Benne-
«com nae verhoor van Reekeninge der Kerckengoederen sal syen
«te vijnde uytte middelen van de selve soo doendelyck is».
Inmiddels zou men pogingen aanwenden om subsidie te ver
krijgen van Heeren Gedeputeerden van Veluwe en wanneer men
daarin niet mocht slagen, zou het «te kort» worden gevonden
«bij manieren van uytsettinge tot mynste quetsinge vant Kerspel.»
In 1647 werd door Jonker Sloet verzocht om eene strook
grond van de «gemeynte» (Markengrond) te mogen koopen
men ging daar niet op in, doch veroorloofde Jonker Sloet op
de bedoelde strook 3 rijen eikenboomen te planten «ende tot con-
«servatie van dezelve pootinge eenen wal opgraven, welcke zijn
«Ed. sal moegen dicht houden den tijt van acht jaeren, naar wel-
«cken tijt 't vee weder daer over sal moegen weyden. blijvende
«den grondt eygendomelyck aan de gemeynte.»
Op de «buurspraak» van 1648 werd echter aan Joncker Sloet
verlof gegeven, om het in 't vorige jaar aangewezen stuk land
«af te graven» en in eigendom te hebben, onder voorwaarde «dat
38