43
«daarvan heeft, (zooals hiervoren gemeld) in het onderhoud zoude
«dragen, en voorts, dat indien de kerkelijke gemeente zoodanige
«torens wilde afbreken, als dan de burgerlijke gemeente, zulks
«geraden vindende, door een contract, onder goedkeuring van
«Heeren Gedeputeerde Staten te sluiten, den toren ten hare laste
«zoude kunnen overnemen.
«Heeren Burgemeesteren worden eindelijk verzocht, hun ant-
woord op dit besluit, alvorens hetzelfde aan den Gouverneur in
«te zenden, te stellen in handen van den plaatselijken kerkenraad
«en dezelfs bericht, in orginali, benevens hunne aanmerkingen,
«deswege zoo die te pas komen, over te maken.»
Nu bleek echter eerst recht duidelijk, welke verschillende be
langen bij een nadere regeling dezer aangelegenheid waren be
trokken, en hoe moeielijk het zoude zijn om algemeene bepalin
gen in het leven te roepen, waardoor verdere geschillen in de toe
komst zouden kunnen worden voorkomen.
Tengevolge van de verschillende wijze, waarop niet alleen
in de gemeenten van dezelfde provincie, doch ook in de onder
scheidene provinciën onderling de bepalingen van art. 6 der
additioneele artikelen van de Staatsregeling van 1798 waren toe
gepast, deinsde men er voor terug om alsnog algemeene maat
regelen in het leven te roepen, waardoor wellicht verdere ge
schillen zouden kunnen worden voorkomen, en waar deze dreig
den, daar poogde men bij den onzekeren rechtstoestand zooveel
mogelijk de moeielijkheden bij minnelijke schikking uit den weg
te doen ruimen veelal slaagde men daarin naar wensch, al waren
dikwijls ook verbazend veel tact en overleg noodig, om de ker
kelijke en burgerlijke partijen tot overeenstemming te bren
gen, vooral wanneer het resultaat der bemoeiingeu was, dat de
toren weder zou komen onder het beheer eener kerkelijke ge
meente.
Over het algemeen stelde men zich echter ook later op het
standpunt, dat art. 6 zijne geldigheid had behouden en de toren
dus behoorde aan de burgerlijke gemeente en dit werd soms zelfs
erkend door de kerkelijke besturen, die in het bezit van den
toren waren gebleven en dezen ook moesten onderhouden.
Soms kwam het ook voor, dat alleen klokken en uurwerk aan
de burgerlijke gemeente behoorden en door dezen werden onder
houden, terwijl het onderhoud van den toren overigens was ge-