53
Fig. 3 geeft aan de afbeelding op de kadas
trale kaart, zooals deze van de opmaking van
het kadaster omstreeks 1821 tot heden onver
anderd heeft bestaan. Nommer 392 staat in
den legger bekend als huis en erf groot 114
c.A. ten name van G., nommer 393 ook als
huis en erf groot 650 c.A. ten name van K.
Bij onderzoek op het terrein naar aanleiding
van een aanvraag om grensbepaling van K,
in 1913 blijkt, dat G. in bezit heeft het gedeelte
a b c d (fig. 4) en K. het gedeelte b c e f g h.
Bij nasporing in de leggers blijkt, dat beide
nommers 392 en 393 vóór het jaar 1842 aan één en denzelfden
eigenaar hebben toebehoord, maar dat in genoemd jaar nommer
392 is verkocht aan een voorganger van G. en nommer 393 aan
een voorganger van K. Uit de omschrijving
der belendingen in de betrokken akte van
verkoop volgt'echter dat de kadastrale aan
duiding in die akte foutief is geweest en had
moeten luiden voor hetgeen de voorganger
van G. kocht: nommer 392 geheel en een
gedeelte van nommer 393 en voor hetgeen
de voorganger van K. kocht: nommer 393,
het resteerend gedeelte. G. en K. verklaarden
beiden wel te weten, dat de bezitstoestand reeds
vele jaren aan den huidigen van 1913 was
gelijk geweest en vooral K. wenschte de fout,
nu deze eenmaal aan 't licht was gebracht, gaarne op een of
andere wijze hersteld. In zulke gevallen, waar rectificatie van
de akte van 1842 en in verband daarmede van alle opvolgende
akten tot het jaar 1913 niet meer mogelijk is, zou eigenlijk een
akte van dading tusschen beide partijen de aangewezen weg zijn.
Daartoe wilde G. echter niet medewerken. Er werd besloten dat
partijen een verklaring zouden teekenen op de veldaanteekeningen
betrekkelijk de opmeting van den in 1913 bestaanden terreinstoe
stand en luidende:
«De ondergeteekenden G. en K., zonder beroep, beiden wonende
<<teverklaren hierbij dat zij er genoegen mede nemen
*dat de grens tusschen hunne perceelen gelegen te