72 werken van onze vereeniging. Dat voor de hermetingen eene handleiding werd verschaft, meer up to date dan het vroegere hoofdstuk uit de I. K., dat de lust tot het uitvoeren van her metingen, technisch bijna volmaakt, juridisch vrijwel waardeloos, tegenwoordig bij de regeering zeer gering blijkt te zijn, het is te boeken als een resultaat door onze vereeniging behaald. Da£ ten slotte de Staatscommissie voor herziening van de wetgeving op de registratie-belasting enz. zoodanig werd samengesteld dat bekwame verdediging der door onze vereeniging gehuldigde denkbeelden gewaarborgd is, het stemt ongetwijfeld tot dank baarheid. En toch zouden wij de vraag: «zijn wij thans aan het einde van onzen taak?» met beslistheid ontkennend willen beantwoorden. Ja zelfs de vraag: «heeft onze vereeniging haar roeping naar behooren vervuld?» mag onzes inziens, met het oog op de be treurenswaardige werkeloosheid der laatste jaren op dit gebied, niet in bevestigenden zin beantwoord worden. Het is onze innige overtuiging dat we iets hebben verzuimd, en dat ons ver zuim van zóó ernstigen aard is dat te vreezen staat dat het zich wreken zal in het voorloopig uitblijven der door ons gewenschte hervormingen. Wij hebben namelijk verzuimd: belangstelling te wekken in- en kennis te verspreiden van het kadaster in breederen kring, in de eerste plaats bij de belanghebbenden, de grondbe zitters, wij hebben verzuimd, te gaan tot het publiek. Om twee redenen achten wij dat gebiedend noodzakelijk. Eerstens omdat de kans zeer klein is dat de vernieuwing van het kadaster, die tamelijk groote financieele offers zal vragen, ooit met kracht doorgezet zal worden zoolang van de zijde van het grondbezit geen krachtige pressie op de regeering zal worden uitgeoefend. En tweedens omdat een goed kadaster eigenlijk niet besteed is aan een publiek dat niet is opgevoed in waar deering van het kadaster en in zorg voor de grenzen. Niemand beter dan de landmeter van het kadaster kan weten hoe treurig het gesteld is met de «kennis van het kadaster» bij het groote publiek. Dat lieden die op allerlei gebied tot de minder ontwikkelden behooren geen helder inzicht in het kadaster hebben, dat ons van die zijde soms vragen bereiken die door hunne naïviteit den lachlust opwekken, dat is begrijpelijk en geenszins verontrustend.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1914 | | pagina 76