107
volbrachte waarnemingen niets meer te bespeuren valt. Met het oog
hierop is eene hernieuwde bepaling van de lengte der meetstaaf te
Breteuil gewenscht; zoowel de kolonel Lallemand, de chef van de
geodetische afdeeling der Service géographique de l'armée, als de
heer Benoit, directeur van het Bureau international des poids et
mesures te Breteuil, hebben mij beloofd spoedig tot die vergelijking
te zullen overgaan.
Naschrift. Nadat ik deze mededeeling bij de Akademie had inge
diend, ontving ik een uitvoerig schiijven van den heer Benoit, waarin
hij de uitkomsten meedeelt van een uitgebreid onderzoek omtrent de
lengte van de Fransche meetstaaf. Hij en de heer Maud et vergeleken
deze en drie andere meetstaven eerst elk afzonderlijk met de te Breteui
bewaarde prototype, daarna twee aan twee onderling. Als einduitkomst'
van al die metingen vond Benoit voor de lengte van de Fransche
meetstaaf, zonder correctie voor de verandering in den moleculairen
toestand
A> 4 M— 348/4.23,
dus bijna volkomen gelijk aan de in April 1913 bepaalde waarde.
Gemiddeld is dus de lengte volgens de metingen te Breteuil 8/4.7
groot er dan volgens de metingen te Delft.
Ter opsporing van de oorzaken die dit verschil kunnen teweegbrengen,
ga ik uit van de formule, volgens welke de lengte van de meetstaaf uit
de metingen wordt berekend. Tijdens de metingen te Breteuil weken,
volgens de opgaven van Benoit, de temperaturen weinig af van 150.
Van de temperaturen tijdens de metingen te Delft ontbreken mij hier
de juiste opgaven; groote verschillen zijn daarbij echter niet voorgekomen,
en, naar ik meen, wijken zij hoogstens een paar graden van de gemid
delde temperatuur, omstreeks 150 af. We mogen dus aannemen, dat
zoowel de waarnemingen te Breteuil, als die te Delft elk tot eene
uitkomst bij eene gemiddelde temperatuur kunnen worden vereenigd, en
dat die uitkomsten worden voorgesteld door de volgende formules, waarin
de grootheden zonder accent op de waarnemingen te Breteuil, die met
een accent op de waarnemingen te Delft betrekking hebben:
Lt— Zq «Z0 Z== 4 4 4/^~F I* t== Z0' -+- a'L.' T' 4l'Q -h -+- S',
L0 -L0' - a La T+ a'L'0T' 4(4-4') 4 - W) S— S'.
Hierin stellen voorL de lengte van de meetstaaf, T de gemiddelde
temperatuur van die staaf bij de metingen, a den aangenomen uitzettings
coëfficiënt van die staaf, de lengte van den vergelijkingsmeter, t zijn
temperatuur, /3 de gemiddelde verlenging van dien meter bij i° tempe-
ratuursverhooging, A het mikrometrisch bepaalde verschil van de meetstaaf
en 4 maal den vergelijkingsmeter; T en o, onder Ze n geplaatst, geven
de temperaturen aan voor welke die lengten gelden.