Zijn doel en streven was harmonisch verband te brengen
tusschen het productievermogen van den bodem en het daarop
te kweeken «bestand», in dier voege dat de bodem ook in de
toekomst niet verarmde, doch integendeel onder den invloed
der daarop in stand te houden vegetatie, zijne hulpbronnen
in physischen en mineralogischen zin rijker ontsloot en het
boschbestand, dat hiertoe moest medewerken, tevens van eco
nomische beteekenis bleef.
Van daar zijn ijveren voor menging van loof- en naald
hout; van daar zijne grondige behandeling van het «humus»-
vraagstuk in zijne «Bodenkundliche Grundgedanken und
deren Verwertung in der Bodenkultur;» van daar zijn herhaal
delijk waarschuwen tegen te diepe grondbewerking, waardoor
bij afwezigheid van organische stoffen onder bepaalde omstandig
heden te veel mineraal-voedsel beschikbaar kan komen; van
daar ook zijne diepgaande studiën betreffende de Colloïden, de
eigenaardige lichamen der Colloïdaalchemie, wier oplossingen
niet vast en niet vloeibaar van zoo groote beteekenis
zijn, niet alleen bij den opbouw van het plantaardig en dier
lijke weefsel, doch ook bij dien van den bodem.
Colloïden door Graham aldus genoemd naar hunnen typischen
vertegenwoordiger «de lijm» («colle»-«kolla») onderscheiden zich
van de kristalloïden, doordat zij uit hunne oplossingen niet in
kristallijnen doch in amorphen toestand worden afgezet en in
verband daarmede weder door de inhomogeniteit dezer op
lossingen en hunne geringe «diffusiesnelheid», waardoor zij
óf in het geheel niet óf slechts moeielijk door membranen
diffundeeren, zoodat de colloïdale oplossingen door middel der
dialysevan die der gemakkelijk diffundeerende kristalloïden
kunnen worden gescheiden.
De groote verschillen in eigenschappen en reacties tusschen
de colloïden en de kristalloïden stempelen deze zoowel in
physischen als chemischen zin als het ware tot twee geheel
verschillende vormen der materie.
Eene Colloïdale oplossing wordt een «hydrosol» genoemd
121
xïiXXa lijm.