gekomen «gels» vormen tengevolge van de bijzondere rang
schikking der deeltjes en de daartusschen werkende krachten als
het ware een tusschentoestand tusschen vloeibaar en vast
en zij kunnen niet alleen onderling, doch ook met kristalloïdale
stoffen onder de werking van moleculaire krachten als cohesie,
adhesie, capillariteit en absorptie, allerlei voor bodem en
vegetatie hoogst belangrijke verbindingen daarstellen.
De «hydrogels» bezitten het vermogen om uit de oplossingen
van alkaliën en zouten deze zoodanig te absorbeeren, dat
de concentratie dezer stoffen in het hydrogel grootcr wordt dan
de concentratie der oplossing; dit absorptievermogen neemt af
als het versche hydrogel door staan onder water of door drogen
gemodificeerd wordt.
«Hydrogelvorming» heeft niet alleen plaats door toevoeging
van electrolyten, doch ook door temperatuurswisselingen
en door ontwateren van een «hydrosol»; bij het coaguleeren
hebben echter diep ingrijpende veranderingen in «energie»
plaats, zoodat bijv. colloïdaal goud, dat door indampen van
de vloeistof of door toevoeging van electrolyten van zijn medium
gescheiden en gecoaguleerd is, zich door schudden niet weder
laat verdeelen. Bij de coagulatie zijn submicroscopische deeltjes
tot ietwat grootere eveneens nog submicroscopische deeltjes ver-
eenigd en toevoering van chemische of electrische «energie» is
noodig om weder colloïdaal goud te verkrijgen.
De colloïdaal-systemen kunnen omkeerbaar reversibel
of niet-omkeerbaar irreversibelzijn, naarmate de overgang
van «sol» tot «gel» door omkeering der voorwaarden voor hun
ontstaan al of niet kan worden omgekeerd; «reversibel» zijn
bijv. de colloïden, die bij gewone temperatuur ingedroogd, eene
rest geven, welke weer in water oplosbaar is, zooals dextrine,
vele eiwitsoorten, molybdeenzuur enz., terwijl «irreversibel»
zijn vele oxyden en sulfiden en de colloïdale metalen. De
«reversibele» colloïden worden door toevoeging van electrolyten
niet neergeslagen, alleen de «irreversibele» worden er door
«gecoaguleerd».
De colloïden kunnen ook elkander neerslaan en wel in dier
voege, dat die colloïden, welke in hunne oplossingen onder den invloed
123
Prof. Dr. A. F. Holleman, Anorganische Chemie, I, pag. 313.