12
hetgeen in de mikroskoopbuis achter het objectief is geplaatst en de helft
van het veld inneemt. Het licht van eene kleine electrische lamp valt
door eene opening in de mikroskoopbuis op het matte uiteinde van het
prisma, wordt dan door het prisma vertikaal naar beneden door het
objectief teruggekaatst, valt op het spiegelend oppervlak van meter of
meetstaaf en wordt zoo vertikaal in het mikroskoop teruggekaatst. Met
eene electrische lamp van een paar kaarsen was de verlichting voortreffelijk
en vertoonden zich de deelstreepjes als zeer fijne zwarte lijntjes.
3. Temperatuur. Eene zaak van groot belang is de juiste bepaling
van de temperatuur van meter en meetstaaf. Teneinde de temperatuur
zoo min mogelijk te doen veranderen, trachtte men in de eerste plaats
de temperatuur in de zaal zooveel mogelijk standvastig te houden. Daartoe
werden de ramen met dikke gordijnen bedekt en werd de centrale ver
warming van de zaal afgesloten. Daar door de vloer en zijwanden slechts
geringe warmtehoeveelheden werden uitgewisseld, veranderde de temperatuur
niet veel en steeg alleen een weinig door de aanwezigheid der waarnemers
en het branden van een paar gaslampen.
Al de metalen deelen van den comparator waren van de buitenlucht
afgesloten door hout en andere slecht geleidende stoffen, buiten welke
alleen de oculairen der mikroskopen uitstaken; verder was de meetstaaf
geheel ingesloten in eene dikke aluminium doos, en de meter in eene
koperen doos; in beide waren alleen kleine openingen voor het aflezen
van de deelstrepen en van de thermometers. De bescherming van den
meter tegen de stralende warmte was minder doeltreffend dan die van
de meetstaaf, zoodat bij de helft der metingen, bij welke zich de waar
nemer bevond aan die zijde van den comparator die het dichtst bij den
meter was gelegen, het raadzaam werd geoordeeld, den buitenwand van
den comparator nog te bedekken met een laag slecht geleidende stoffen,
waardoor grooter standvastigheid van temperatuur werd verkregen.
Ter bepaling van de temperatuur van meter en meetstaaf was op het
horizontale vlak, waarop de deelstrepen zijn getrokken, bij den meter één
thermometer A, bij den meetstaaf twee thermometers B en C gelegd,
deze laatsten ongeveer een meter van ieder der uiteinden verwijderd.
Daarenboven waren binnen de comparatorkast geplaatst een registreer-
thermometer D, twee thermometers E en F buiten op de aluminiumdoos
ongeveer boven de thermometers B en C, en twee thermometers G en II
aan de beide uiteinden van den comparator, die door met glas bedekte
openingen aan de korte zijwanden werden afgelezen.
Over het algemeen waren de temperatuurbepalingen van dien aard,
dat er alle reden bestaat om de aflezingen van de termometers A, B en C
werkelijk als de temperaturen van meter en meetstaaf aan te nemen.
4. Programma der metingen. Volgens afspraak werden de metingen