Wij hebben hier ietwat langer bij de Colloïden stil moeten
staan om van Schermbeek beter te kunnen volgen, voor hem
toch vormt de Colloïd-chemie de basis bij de verklaring van
menig verschijnsel.
Na in grootsche trekken het ontstaan en de biologische beteekenis
van den «humus» te hebben geschilderd, komt van Scherm
beek tot de gevolgtrekking, dat de gevreesde«humuszuren»,
«huminzuren», «huminstoffen» en hoe zij verder genoemd
mogen zijn, als een «wissenschaf tlichen Lapsus» x) beschouwd
moeten worden. De stoffen, welke men in de leerboeken en de
laboratoria met den naam «humuszuren» bestempelt, dus de
praecipitaten, welke door sterke zuren in de alkalische bodem
extracten worden neergeslagen, zijn verder niets dan laboratorium
producten, die in dezen vorm in den bodem wellicht nooit voor
komen en die niet alleen van geheel verschillende natuur zijn,
naarmate zij uit verschillende bodemsoorten worden getrokken,
doch die zelfs eene andere samenstelling hebben, wanneer zij uit
dezelfde bodemsoort en op dezelfde wijze geëxtraheerd, door
verschillende zuren worden neergeslagen.
Deze praecipitaten zijn slechts «absorptie complexen» samen
gesteld uit organischeen mineralecolloïden, welke door
de sterk electrolytische zuren tot coaguleeren worden gebracht
en die daarbij zekere hoeveelheden der aanwezige electrolyten
condenseeren en vasthouden, zooals ook reeds in 1887 door Dr.
van Bemmelen werd vermoed.
Ook de vorming van «oer»lagen en dergelijke concreties
in den bodem worden door van Schermbeek uit het optreden
van absorptie complexen verklaard.
Een gevolg van het humusproces, zoowel bij de vorming van
«milde» als van «ruwe» humus is het vegeteeren van uiterst
eenvoudig gebouwde micro-organismen in een zwak zuur
medium op een -mineralenvoedingsbodem.2)
Onder deze nietige wezens komen er voor welke Silicaten
vrij kunnen maken onder vorming van mineraal colloïden met
sterk absorbeerende eigenschappen.
Absorptie complexen blijven in het algemeen slechts zoo lang
128
A. J. van Schermbeek, Bodenkundliche Giundgedanken, Seite 62.
2) 59-