week als het door «verbruik» of «verdamping» verloren water, door het capillaire bodemwater weder aangevuld kan worden. Bij onvoldoenden watertoevoer, vooral echter wanneer dit «inter- mitteerend» plaats heeft, ontleenen deze micro-organismen de niet onbeduidende hoeveelheid voor hunne behoeften benoodigde water aan deze absorptie-complexen, die, wanneer zij eenmaal tot zekeren graad zijn uitgedroogd, het water niet zoo snel weder opnemen als zij het afgaven. Onder deze omstandigheden ver harden dergelijke complexen tot zoogenaamde «concreties», welke steeds aangroeien aan dien kant, waar af en aan bevochti ging plaats heeft. Blijven dergelijke complexen binnen den invloedsspheer van het capillaire bodemwater, dan kunnen zij niet verharden, doch blijven integendeel week en als absorptiecomplexen zijn zij dan van groote beteekenis voor de dieper gaande wortels, die er steeds minerale en organische electrolyten aan kunnen ontnemen; in deze absorptiecomplexen ontstaat tevens een zekere concentratiegraad der electrolyten, waardoor een dialytisch verschil optreedt met de oplossing in de wortelspitsen, welke er mede in aanraking komen en waardoor dus eene dialytische wisselwerking mogelijk wordt tusschen de wortels en deze complexen. Van de microben, welke eene zoo groote rol spelen bij de vorming dezer complexen, werd eene reincultuur (eene Oïdium- vorm) gekweekt door den Nederlandschen Bacterioloog C. J. Koning te Bussum en daarbij werd bevestigd, dat zij bij lage temperatuur in een zwak zuur medium woekeren en zelf een alkali uitscheiden; wordt de reactie van het medium alkalisch, dan houden zij op te functioneeren. Hun stikstof koolstof voedsel ontleenen deze micro-organismen ten deele aan het sterk oplosbare monogesubstitueerde formamid 2) van Henriet, dat door Lévy ook in de atmospheer werd aangetoond en dat met het water ook in de diepere lagen van den bodem dringt. De deelneming dezer micro-organismen aan de vorming van nieuwe gesteenten kan gemakkelijk worden aangetoond 3) door in een steriel medium bij tamelijk lage temperatuur (8 a io° C.) 129 1) A. j. van Schermbeek, Bodenkundliche Grundgedanken, Seiie 20. a) Bodenkundliche Grundgedanken, Seite 19 und 32. 5) 60.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1915 | | pagina 133