Ui
van kleurstof voor het bereiden van den kleurkern, harsaf
scheiding enz. rechtstreeks evenredig is aan de spanning
die in de betrokken weefsels wordt opgewekt.
Spanning of reactie op druk is dus een inwendige toestand
in de weefsels. Zij vertegenwoordigt de weerstand, die de plant
biedt tegen den druk. Het arbeidsvermogen voor dien weerstand
moet de plant aan zichzelf ontleenen.
Daar nu de levende plant, althans in het stadium, dat zij actief
is, met behulp van het arbeidsvermogen (Straalenergie) dat zij
aan de atmospheer en aan de jonen der opgeloste verbindingen
in den bodem ontleent, bestendig stoffen opbouwt van zeer samen-
gestelden bouw, wier moleculaire krachten in een licht verschuif
baar evenwicht met de resultante der verschillende vormen van
straalenergie verkeeren, moeten deze producten telkens gedeeltelijk
uiteenvallen in stoffen van meer eenvoudigen bouw, doch in
meer bestendig evenwicht verkeerende, zoodra aan het medium
waarin zij vertoeven arbeidsvermogen wordt onttrokken.
Dit onttrekken van arbeidsvermogen treedt in twee vormen op:
i°. in dien van dagelijksche en periodieke schomme
lingen; tengevolge van de veranderingen welke in de tempe
ratuur, de belichting, de electrische spanningsverschillen
etc. plaats grijpen;
2°. in den vorm van tijdelijk of permanent werkende be
lasting, zooals winddruk en het eigen gewicht van den
boom, die beide eischen aan de plant stellen, waartegen het
samenstel van weefsels weerstand moet bieden.
Deze onttrekking van arbeidsvermogen veroorzaakt, dat het
labiele moleculaire evenwicht in de producten der assimilatie,
waarvan het protoplasma als de hoogste trap te beschouwen
is, wordt gestoord en een deel dier producten valt nu uiteen tot
stoffen van meer eenvoudigen bouw, zooals zetmeel, cellulose,
eiwit, harsen, looistoffen en de daaruit vaak af te leiden
kleurstoffen, etc. Deze producten moeten meer gebonden mo-
leculair-arbeidsvermogen bezitten, waardoor storingen in hunnen
evenwichtstoestand niet zoo snel meer kunnen optreden, zij zijn
bestendiger dan de suikers, amidozuren, zuuraminen en
ten slotte de plasm atische stoffen. Zij zijn het dus die het
materiaal leveren voor de vermenigvuldiging, versterking etc. van
de celwanden, waarbinnen de rest plasmatische lichamen zijn op-