134
Gedurende de laatste jaren van zijn leven wijdde van Scherm
beek bizondere aandacht aan de kwaliteit van het hout en
zijne onderzoekingen (buigproeven) dienaangaande zijn van
groote economische beteekenis; het minderwaardige product met
den geforceerden groei uit het moderne bedrijf kan geen ge
nade bij hem vinden, temeer omdat daarbij maar al te vaak de
belangen van den bodem uit het oog worden verloren.
Van Schermbeek was doordrongen van de groote beteekenis
van het woud voor onze samenleving en met instemming baalt
hij uit het «Rapport fait en Fan IV a la Convention» de
woorden aan:
«De la conservation des forêts dépendent le succès de l'agri-
culture, du commerce, des manufactures et des arts, la marine,
la navigation intérieure, les mines, toutes les commodités de la
vie et notre existence même.»
Interessant zijn ook zijne nasporingen betreffende den invloed
van het tiendrecht op de verwaarloozing van den eens ge-
cultiveerden bodem en aan de hand van oude tiendbescheiden
toont hij aan, hoe vele wouden na eene tiendplichtige akker-
phase weder tot «heide» of zelfs «stuifzand» verwilderden;
dergelijke gronden bleven als «driest» liggen, begroeiden weldra
weder met heide en allengs verloor de bodem zijn doorlatings
vermogen voor het hemelwater, zoodat dit niet meer bij kon
dragen tot regelmatige spijziging van bronnen en sprengen,
doch bovengronds afvloeide en voor een belangrijk deel weder
verdampte. De verwoesting der wouden en de daarop gevolgde
«verheiding» van den bodem had dus ten gevolge, dat niet
alleen vele «sprengen» verdroogden, doch zelfs de «bovenloop»
van zoovele onzer beken belangrijk werd ingekort; de bedding
van de Heelsummer Beek bijv., welke thans eerst waterhoudend
wordt bij de doorsnijding met den spoorweg Utrecht-Arnhem
bij het station Oosterbeek (Hoog) is opwaarts in het oude
stroomdal nog minstens een 12-tal kilometers te volgen tot aan
den Wolf sd el berg» en nog verder onder den «Imbosch».
Dergelijke verwilderde gronden gaven dan dikwijls weder aan
leiding tot het ontstaan van zandverstuivingen, vooral langs
de groote heerbanen en daaraan schrijft van Schermbeek dan
ook de ligging van vele onzer stuifzanden toe.
Zuidwaarts van het Rijn- en Maasdal voerde de oude Maas-