eene andere zijde door eene waterlossing; hoe kon het nog beter
Maar wat vooral zoo teleurstellend was? De eerste weigeraars
behoorden oorspronkelijk tot diegenen, die doordrongen waren
van het nut der ruilverkaveling.
Dat de «Heide-Maatschappij» zich door deze wel ietwat
bittere teleurstelling niet heeft laten ontmoedigen spreekt wel van
zelve en zoo hoopt zij thans betere resultaten te bereiken met de
verkaveling der «Mieden» of Binnenweiden van Ballum en
Hollum op Ameland, waar dank zij het onpractisch vernuftige
«Oud-Friesche» Verdeelin gsstelsel in «hoofdeggen»,
«eggen», «vierentwintigdeelsplaatsen», «pensieren» en
«achtendeelsplaatsen» 2) op een terrein groot ongeveer 200 H.A.
eenige duizendtallen perceelen worden gevonden, soms niet grooter
dan 2 a 3 are en die in her- en derwaarts verspreide ligging
behooren aan een 230-tal eigenaren.
Dank zij de medewerking van den Staat en de bij Dalfsen
opgedane ervaring zal deze ruilverkaveling waarschijnlijk binnen
kort wel tot eene bevredigende oplossing komen, ook zonder
«wettelijke» regeling, doch het voorbeeld van Dalfsen illustreert
op overtuigende wijze, hoe dringend noodzakelijk deze wettelijke
regeling der ruilverkaveling is.
Wel is waar is het bovenbedoelde Ontwerp van Wet op de
Ruilverkaveling der Commissie «Ontginning» reeds sedert
jaren in handen der Regeering, doch «helaas» dit Ontwerp
blijkt niet de meening weer te geven van alle leden der Com
missie, welke voor deze aangelegenheid was versterkt met 2
Rechtsgeleerde leden, vertrouwd met wetgevenden arbeid, de
heeren Mr. C. J. H. Schepel en Mr. J. Wolterbeek Muller
en met 2 Landmeters van het Kadaster de heeren I. Boer Iizn.
en C. W. Hoffmann.
Uitvoerig is reeds meermalen dit onderwerp in ons tijdschrift
behandeld 3), wij kunnen dus thans volstaan met in korte trekken
even het meen in gsverschil te memoreeren.
i4i
Zie hierover nader H. J. van Leusen, Ruilverkaveling, Tijdschrift der Neder-
landsche Heide-Maatschappij, XXVI, pag. 200, etc.
Zie hierover nader E. Dijkstra, Verdeeling der gemeene weiden van Hollum
en Ballum, Tijdschr. v. K. en L. XVII (1901), pag. 68, etc.
3) Zie Tijdschrift XXI (1905) pag. 57, ld. pag. 89, XXV (1909) pag. 219,
XXVI (1910) pag. 164. Id. pag. 177.