het cijfer 234 dat in het vorig' jaarverslag kon genoemd worden
is alzoo eene vermindering van het ledental met 11 leden te
constateeren. In normale tijden zou dat een bedenkelijk ver
schijnsel zijn. Wordt evenwel in aanmerking genomen: i°. dat
eene ingrijpende statutenwijziging is tot stand gekomen en 20. dat
de tijdsomstandigheden aan het ledental van vrijwel iedere ver-
eeniging knagen, dan dient erkend dat onze vereeniging uit deze
dubbele crisis niet al te zeer gehavend is te voorschijn gekomen.
Het aantal abonné's op het Tijdschrift bedraagt 31 (waarvan
24 in Nederland, 2 in België en 5 in Indië) en wijst alzoo eene
vermeerdering met 8 abonné's aan.
Het aantal door tusschenkomst van den boekhandel geplaatste
exemplaren bleef stationnair en bedroeg 22 exemplaren over het
jaar 1913.
De belangen onzer Vereeniging werden in Ned. Indië behar
tigd door den Heer H. A. Koot op eene wijze die boven allen
lof verheven is.
Onze correspondent voor België, de Heer Th. Greeve, voor
het oorlogsgeweld tijdelijk uitgeweken naar Nederland, interesseerde
zich zelfs onder deze tragische omstandigheden nog voor de be
langen onzer vereeniging.
Ofschoon het bestuur zich beijverde om zoo spoedig mogelijk
aan de leden een exemplaar van de nieuwe statuten en het nieuwe
huishoudelijk reglement toetezenden, liet de naleving van het
allereerste artikel van dat reglement, de benoeming van corres
pondenten regelende, nogal iets te wenschen over. Thans is in
23 plaatsen een correspondent aangewezen.
Een zeer bemoedigend verschijnsel daarentegen is dat in de
zeven maanden die sedert de laatste algemeene vergadering ver
streken zijn, vijf afdeelingen werden opgericht n.l. (in chrono
logische volgorde) te Arnhem, Breda, Zutphen, s-Gravenhage
Assen, tellende respectievelijk 17, 17, 14, 17 en 7 leden.
Aanvankelijk liet het zich aanzien dat weinig zou kunnen
worden gedaan ter bevordering van ons in art. 1 a der Statuten
omschreven doel. Immers het was algemeen bekend dat de
Regeering was overladen met werk van den meest ernstigen aard.
In de zitting van 10 December 1914 der Tweede Kamer kon
digde de Minister van Financiën evenwel een «algemeen plan
van belastingen met alle ontwerpen die daarbij behooren» aan, en
I
166