ióg
MEMORIE VAN TOELICHTING
BEHOORENDE BIJ HET REQUEST VAN DE VeREENIGING VOOR KADASTER
en Landmeetkunde van 9 Juli 1915.
Het kadaster, oorspronkelijk samengesteld met het uitsluitend doel om
tot eene billijke heffing van de grondbelasting te geraken, is in den loop
der jaren aan vele andere zaken dienstbaar gemaakt. Het is geworden
de grondslag voor de boekhouding der zakelijke rechten op den grond.
Het is het aangewezen middel om rechtszekerheid te geven ten aanzien
van de grenzen. In de praktijk is het dan ook de vraagbaak bij het
herstellen van verloren of verplaatste grenzen en ruimt het jaarlijks op
weinig geruchtmakende wijze eenige honderden grensgeschillen uit den weg.
Voor de onderneming van omvangrijke werken als landontginningen, droog
makingen, inpolderingen, uitbreiding van steden, normaliseering van rivieren,
aanleg van wegen, vaarten, spoor- en trambanen is het onmisbaar. In
burgerlijke wet, onteigeningswet, hinderwet, tiendwet, vestingwet, rivierenwet,
enz. wordt van de kadastrale gegevens gebruik gemaakt. Geen cartographische
uitgave, die niet de kadastrale plans tot grondslag heeft. Koopers regelen
hun bod naar de opgave der grootte, die het kadaster hun verstrekt.
Landhuishoudkundigen wijzen op de taak die het kadaster in de toekomst
wacht: grondslag te zijn voor bodem (cultuur) kaarten, gegevens te ver
schaffen voor ruilverkaveling.
Zonder overdrijving kan dan ook worden gezegd dat het kadaster is
geworden eene voor de gemeenschap hoogst belangrijke instelling.
Weinig daarmede in overeenstemming is de plaats die het in het staats
organisme inneemt. Als onderdeel van de afdeeling „Registratie", onder
deel dus van een dienstvak van louter administratieven aard, is aan een
bij uitstek technisch dienstvak als het kadaster weinig gelegenheid geboden
om zich normaal te ontwikkelen, om te blijven op de hoogte van de
moderne geodetische wetenschap. De gevolgen zijn niet uitgebleven;
inplaats van leiding te geven, kwamen nieuwe ambtelijke voorschriften
gewoonlijk achterop. Tientallen van jaren werkten de Landmeters van
het Kadaster bij de uitvoering van hermetingen uit eigen beweging naar
de Pruissische voorschriften, en voerden zij hunne trigonometrische be
rekeningen uit op Pruissische formulieren, omdat de eigen voorschriften
geheel verouderd waren en Nederlandsche formulieren ontbraken. Zoo
werd in ons request van 27 Februari 1913 gewezen op het geheel onvoldoend
aantal instrumenten waarover de kadastrale dienst te beschikken had.
Wil men breken met de systematische belemmering van den groei van
het kadaster, dan is daarom naar onze innige overtuiging allereerst noodig:
de vorming van eene zelfstandige afdeeluig Kadasteraan het Departement
van Financiën.