170 Het is niet de eerste maal dat de Vereeniging voor Kadaster en Land meetkunde op die noodzakelijkheid wijst. Reeds den i3en Juni 1894 werd aan den toenmaligen Minister van Financiën een memorie aangeboden, waarin een afzonderlijke afdeeling „Kadaster" werd bepleit op gronden, uitsluitend aan het algemeen belang ontleend. Het toen ontvangen ant woord „dat de organisatie van den inwendigen dienst van een departement van Algemeen Bestuur een onderwerp is, waaromtrent niet in overleg kan worden getreden met buiten het departement staande personen" was een besliste afwijzing van het gedane verzoek, maar ontzenuwde geenszins de aangevoerde argumenten. De verschillende gewichtige functie's, hierboven opgenoemd, kunnen begrijpelijkerwijze slechts zeer gebrekkig vervuld worden door ons vluchtig^ en met een uitsluitend fiscaal doel opgemaakt kadaster. De gebreken dezer instelling zijn in 't kort de volgende i°. vóór de meting heeft geene delimitatie plaats gehad, 20. de veldaanteekeningen, de meetgetallen zijn niet bewaard, 3°. vaste punten als grondslag voor de bij houding zijn niet aangebracht, 4°. de nauwkeurigheid der plans laat gewoonlijk veel te wenschen over, waardoor ook de grootten der perceelen onbetrouwbaar zijn. Bovendien is het toch al gebrekkige kadaster nog aanmerkelijk in waarde gedaald door de wijze waarop het gedurende de eerste tientallen jaren is bijgehouden. Men zag aldra in dat vernieuwing, althans gedeeltelijke vernieuwing onvermijdelijk was. Van een groot aantal gemeenten zijn de kadastrale plans zoo onnauwkeurig, dat alleen met groote inspanning en door middel van kostbare en weinig doeltreffende partieële verbeteringen, de bijhouding eenigszins dragelijk kan geschieden. Gelukkig staan daartegenover andere gemeenten, waarvan de plans beter zijn, al blijven de hierboven sub. 1, 2 en 3 genoemde bezwaren ook bestaan. In 1889 werd door den toen maligen Minister van Financiën medegedeeld, dat 235 gemeenten dringend hermeting vorderden. Men heeft inderdaad aan de vernieuwing van het kadaster gewerkt. Laat ons nagaan in hoeverre de gebreken van het oorspronkelijk kadaster daarbij ondervangen zijn: i°. De delimitatie. Ongetwijfeld heeft in vele der hermeten gemeenten grensaan wij zing door de betrokken eigenaren plaats gehad. De Landmeter van het Kadaster heeft de eigenaren verzocht, de grenzen hunner perceelen aan te wijzen. Waar aan de uitnoodiging geen gevolg werd gegeven stond hij machteloos, en had geene of een zijdige aanwijzing plaats. Waar beide eigenaren aanwezig waren daar werd evenwel de delimitatie noch wettelijk, noch contractueel ge sanctioneerd.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1915 | | pagina 174