173 van 144 bijlagen en uitvoerige toelichtingen, wordt aangetoond dat door de Controleurs der Grondbelasting jaarlijks een groot aantal posten ter uitmeting wordt opgegeven waarvan de meting beter kon worden nagelaten, omdat de kosten van uitmeting en toepassing hooger zijn dan het -ge kapitaliseerde bedrag van de vermeerdering der grondbelasting, omdat al die veranderingen en vernummeringen schadelijk zijn voor den materieelen toestand der kaarten en hinderlijk voor de kadastrale- en hypothecaire boekhouding, omdat ten slotte eene goede uitvoering van de wet op de grondbelasting onafhankelijk is van de al of niet opmeting van al deze geringe wijzigingen. Indien alleen de ambtenaren van het kadaster te beoordeelen hadden welke gebouwen op de kadastrale kaarten moeten voorkomen, of, beter nog, indien meting en schatting in één hand werden gebracht, dan zou op den kadastralen bijhoudingsdienst aanmerkelijk bezuinigd kunnen worden. Niet alleen aan de vernieuwing, ook aan de bijhouding zal de gevraagde „Kadasterwet" aandacht moeten schenken. De verplichting tot delimitatie zal zich ook moeten uitstrekken tot de door overdracht nieuw gevormde eigendomsgrenzen, en het zal aanbeveling verdienen dezen maatregel niet te beperken tot die gemeenten waarin het kadaster is vernieuwd, maar aanstonds voor het geheele Rijk intevoeren. Van overwegend belang is ook, dat zoowel voor het vernieuwde als voor het bestaande kadaster worde ondervangen het groote euvel dat een cultuurgrens door overdracht van een geheel perceel wordt bevorderd tot eene eigendomsgrens zonder dat de Landmeter v/h Kadaster door een onderzoek op het terrein uitmaakt of inderdaad beide grenzen identiek zijn. Ten slotte een kort woord over de opleiding tot Landmeter v/h Kadaster. Zonder overdrijving kan worden gezegd dat onze Vereeniging gedurende den ganschen duur van haar bestaan verbetering van de opleiding heeft nagestreefd. Geen ander resultaat is daarmede behaald dan dat de Regeering tegen woordig de adspirant-landmeters gedurende één jaar in de gelegenheid stelt om eenige colleges aan de Technische Hoogeschool te volgen. Heeft de adspirant niet door zelf-studie of privaat-lessen gezorgd voor eene voldoende dosis kennis van de hoogere wiskunde, dan kan het te Delft genoten hooger onderwijs niet anders dan weinig vruchtdragend zijn. Van eenige systematische opleiding is tot heden geen sprake. Wil men in be toekomst beschikken over in alle opzichten goed gevormd personeel, waarvan het percentage „minder bruikbaren" zoo gering mogelijk zij, dan zou de opleiding op de volgende beginselen gebaseerd moeten zijn: i°. De adspirant-landmeter zou als waarborg voor voldoende algemeene

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1915 | | pagina 177