193 Met de lengte van het jaar en van den dag als grondslag ontwikkelde zich bij de Babyloniërs het sexagesimale stelsel vermoedelijk aldus. Behalve de aanvullende dag'en waarvan wij er ook thans nog eentje in het schrikkeljaar inschakelen telde het jaar 360 dagen; de zon verplaatste zich dus dagelijks 1/360 gedeelte in hare baan aan den hemel of 1 graad. 2) Op een jaar vallen 12 omloopen van de maan; daarnaar werd de zonnebaan in 12 gedeelten ieder van 30° afgedeeld dus in de 12 teekens of beelden van den dierenriem. Bij de dagelijksche wenteling had een dierenriems-beeld dus 1/12 gedeelte van een etmaal noodig om den meridiaan te passeeren, dit leidde weder tot de verdeeling van het etmaal in 12 tijdperken, ieder ter lengte van een dubbel uur. Men zie nu slechts naar de wijzerplaten onzer uurwerken, die ook nog heden ten dage de dagverdeeling aldus aangeven; oorspronkelijk waren het echter dubbeluren. Het dubbel-uur vormde de eerste uit de hemelverschijnselen afgeleide eenheid van tijd, eene tweede werd aldus verkregen. Bij totale zonsverduisteringen bedekten zon en maan elkaar volkomen, beide hadden dus blijkbaar vrij wel dezelfde schijnbare middellijn; nachtelijke waarnemingen wezen uit, dat de lichtende schijf der volle maan tusschen de sterren eene ruimte innam van Vöo ge deelte van een dierenriems-beeld of van V2 graad. Zon en Maan hadden derhalve '/öo gedeelte van een dubbeluur noodig om den meridiaan te passeeren; daardoor werd dus eene tweede natuurlijke tijdseenheid van V60 dubbel-uur of de dubbel-minuut verkregen. Deze verdeeling in 6oe deelen werd nu ook op de graden toe gepast en het op deze wijze verkregen sexagesimale stelsel was dus als het ware de weerspiegeling van de uit de hemelver schijnselen afgeleide eenheden van tijd. Er is echter meer wat onze bewondering afdwingt voor de ontwerpers van het sexagesimale stelsel. De oudste lengtemaat der Babyloniërs was de dubbel-el ter lengte van 992V3 millimeter. Zie o. a. Prof. C. W. Lehmann. Babyloniens Kulturmission einst und jetzt. Seite 39 etc. Onze benamingen zijn uit het Latijn afkomstig. «Gradus* stap, pas, schrede. De sexagesimale graad of de «gradus majorwerd verdeeld in «gradus minuti primi» en deze werden weder verdeeld in ^gradus minuti secundi

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1915 | | pagina 199