ig8
reeksen, aan ons verzoek voldaan. Zooals hij in Juli 1914 mededeelde,
was de uitkomst dier metingen in het voorjaar 1914:
Meetstaaf 4 X internationale meter 348,2 mikron,
dus in overeenstemming met de metingen in April 1913.
Kan men eenerzijds uit deze overeenstemming afleiden, dat hoogst
waarschijnlijk tusschen April 1913 en Juli 1914 en dus ook tijdens onze
basismeting, de lengte van de meetstaaf niet merkbaar is veranderd en
derhalve de lengte van onze basis zeer nauwkeurig in internationale meters
kan worden uitgedrukt, zoo geeft anderzijds de afwijking van de uit
komsten, te Sèvres en te Delft verkregen, aanleiding tot de vraag, waar
aan dit groote verschil is te wijten.
Een onderzoek, hieromtrent door den heer v. d. Sande Bakhuyzen
ingesteld en beschreven in een nota in de verslagen van de gewone ver
gaderingen van de Wis- en Natuurkundige afdeeling der Akademie van
Wetenschappen, Deel XXIII, blz. 323, B doet zien, dat waarschijnlijk dit
verschil niet te wijten is aan eene fout in de metingen van den heeren
Bosscha, Oudemans en Stamkart, maar geheel kan verklaard worden
door een verschil in de gebruikte waarden der uitzettingcoëfficiënten van
meter 27 en van den internationalen meter.
Het groote belang, waarop reeds vroeger gewezen is, van eene her
nieuwde vergelijking van meter 27 en ook van den Nederlandschen
Standaardmeter met den internationalen meter komt, door dit onderzoek,
te duidelijker uit; maar het is dan noodzakelijk, dat niet alleen de lengten,
maar ook de uitzettingscoëfficiënten der drie meters nauwkeurig vergeleken
worden.
Het schijnt ons niet raadzaam de definitieve lengte van onze basis in
internationale meters vast te stellen, vóór dat dit onderzoek, na het eindigen
van den oorlogstoestand, zal zijn volbracht.
Secundaire driehoeksmeting.
In het jaar 1914 werden door 4 ploegen de verkenning en de metingen
voortgezet in de provinciën Friesland, Groningen en Drenthe, in aansluiting
met de werkzaamheden aldaar in 1912 verricht.
De eerste ploeg, onder leiding van den ingenieur Dieperink, vertrok
4 Mei uit Delft ten einde een aanvang te maken met de verkenning in
Noord-Friesland. Van af 16 Juni was hierbij werkzaam de assistent
ingenieur A. G. Fuchs. De verkenning van Noord-Friesland, Ameland,
en Schiermonnikoog werd voortgezet tot begin Juli, waarna de richtings
metingen werden verricht op het statioii Kollum. Centreeringsmetingen
Zie deze verhandeling in Tijdschrift voor .Kadaster en Landmeetkunde
Jaargang XXXI 1915) bladz. 103, etc. T. PoLÊE.