GRENSBEPALING VI.
In aansluiting bij hetgeen in Grensbepaling III is gezegd over
de waarde der kadastrale gegevens voor de verzekering der
grenzen van zakelijke rechten wil ik nog opmerken, dat ook
Prof. H. J. Hamaker in N°. 1604-449 van het meergenoemd
Notarieel Weekblad, jaarg. 1900, heeft toegegeven, dat hoewel
z. i. het bestaande kadaster in de geschillen der bijzondere per
sonen geen rechtskracht noch bewijskracht toekomt, het toch
denkbaar is, dat de rechter een vermoeden omtrent de grenzen
van eenig perceel weet af te leiden uit het kadaster.
Naar aanleiding daarvan en van het debat en de praeadviezen
over een kadaster met bewijskracht komt daarom de heer F. Bar-
telink in N°. 1607-480 van evengenoemd weekblad met den eisch:
Herziening van het kadaster zóó, dat het betrouwbaar is».
In N°. 1609-503 verdedigt daarna -de heer I. Boer Hzn. de
stelling: »Wil men een betrouwbaar kadaster dan is de eerste,
»de onafwijsbare voorwaarde, aanwijzing of vaststelling der grenzen
»door de eigenaars en als gevolg daarvan bewijskracht van het
»kadaster».
In N°. 1610-516 zegt daarop weer de heer F. Bartelink:
Zoodra de betrouwbaarheid der kadastrale gegevens met genoeg-
»zame waarborgen is omringd, zal geloofwaardigheid in rechten
»een natuurlijk gevolg zijn en zal bewijskracht treden in de plaats
»van het thans aarzelend en in het uiterste geval toegekende
»vermoeden van juistheid».
In N°. 1612-540 zegt de heer I. Boer Hzn. ten slotte, niet te
zullen tegenspreken dat: »Een natuurlijk gevolg van de betrouw-
baarheid van het kadaster zal zijn de geloofwaardigheid in
»rechten, de bewijskracht».
»En avant marche», dan om het onze bij te brengen ter ver
hooging van die betrouwbaarheid.
Voor herziening, waarvan de heer Bartelink zich en m. i.
terecht veel voorstelt, is reeds veel geld uitgegeven en dat heeft
ook wel geleid tot meerdere betrouwbaarheid, zij het dan nog
202