het sluiten der overeenkomst en niet, wat de grenzen betreft, het perceel hetwelk door de kadastrale aanduiding in de akte is aangewezen. De heer van Iterson zegt daarvan: «wanneer een grondstuk «zal worden verhandeld, dan zal de gegadigde het op het terrein «in oogenschouw nemen en hij zal zijn bod regelen naar de «grenzen, welke hij aldaar ziet; niet wat op de kadastrale kaart «is afgebeeld, maar wat op het terrein binnen bepaalde grenzen «ligt of aldaar wordt aangewezen, maakt het onderwerp der «overeenkomst uit». (Zie K. en L. 1900-79). De heer H. C. Snethlage schrijft in een redactioneel artikel van bovengenoemd weekblad N°. 1601-411: «Een gegadigde zal «zijn bod regelen naar de grenzen en het grondstuk zooals hij «dat op het terrein heeft in oogenschouw genomen, wat op het «terrein binnen bepaalde grenzen ligt, maakt het onderwerp der «overeenkomst uit». Prof. Hamaker schrijft in datzelfde blad, N°. 1604-446 en 447, na een korte maar duidelijke beschouwing over de tot stand koming van het bestaande kadaster: »De wetgever verloor het «wezen van de instelling uit het oog toen hij in art. 1219 B. W. «den eisch stelde, dat in akten van hypotheek verleening het be- «zwaarde goed zou worden aangeduid naar aard en ligging «volgens de kadastrale indeeling enz.» «Dit bevel is bij het bestaande kadaster ongerijmd. Wat we «willen verkoopen of bezwaren is zeker stuk van den bodem van «Nederland, dat we bezitten en dat binnen zekere op het terrein «herkenbare grenzen is begrepen.» Ik wil gaarne erkennen met die beschouwingen mede te gaan, maar niet geheel zonder voorbehoud. Natuurlijk ga ik met die meening accoord wat betreft de cultuur grenzen, die door de overeenkomst grenzen van zakelijke recht zijn geworden. Wat echter de andere grenzen aangaat van het door de kadastrale aanduiding aangewezen perceel, deze waren reeds eigendomsgrenzen vóór de opmaking der overeenkomst. Daarbij kunnen ten minste vier onderscheiden gevallen zich voordoen: i°. dat zij als zoodanig oorspronkelijk omstreeks 1820 zijn op genomen, dan bestaan daarvan zeer onvolkomen of in 't geheel geen veldaanteekeningen, dan gaat ook voor die grenzen de stelling op; 204

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1915 | | pagina 210