207
doel treffen wanneer dat met gebeurde, maar niettemin is het
een eenigszins verrassend verschijnsel, dat, bij groote hermetingen,
door niemand meer de bezwaren worden gemaakt, die bij kleine
redressen zoo gewichtig worden geacht.
Die handelwijze wordt dan verdedigd met de bewering, dat
bij hermeting door de aanwijzing van partijen en de ter visie
legging van de kadastrale plans, zoomede door de verklaring van
den eigenaar op den oproepingsbrief: «dat, behoudens de op de
«kennisgeving gestelde aanmerkingen, al de eigendommen welke
»hij in het hermeten terrein bezit, daarin juist zijn omschreven»,
de redressen-plan zijn gesanctionneerd.
Maar is het verschil dan nog wel van belang tusschen de
handelwijze, die ik voorstel bij kleine redressen, gevolg van kleine
hermetingen, en die bij hermetingen van groote terreinen? Art. 15
van de wet op de grondbelasting schrijft toch voor, dat, wanneer
dergelijke veranderingen in de kaarten worden gebracht, kennis
gevingen moeten worden gezonden aan den burgemeester der
plaats en deze bericht aan belanghebbenden, dat de stukken ter
visie liggen, die daarna volgens de regelen in art. 16 vastgesteld
hun bezwaren nog kunnen inbrengen.
Er bestaat dunkt mij geen bezwaar om de verklaring van
grensaanwijzing en grensbeschrijving, -zie ontwerp redactie
daarvan bij de aanvullingen van art. 60 I. K. verbindend voor
contractanten en hun rechtverkrijgenden te beschouwen. Het
«verbindend zijn» van zulk een verklaring is juridisch misschien
niet geheel onaanvechtbaar, maar, na ingewonnen rechtsgeleerde
adviezen ben ik thans vrij wel overtuigd, dat de rechter het in
voorkomende gevallen als bestaande zal aanmerken. Voorzeker
is zulk een verklaring geen Authentiek stuk (zie art. 1905 B. W.),
omdat er geen wet bestaat waarbij de vorm is voorgeschreven
en omdat de landmeter niet wettelijk is aangewezen als bevoegd
ambtenaar om authenticiteit aan die verklaring te verleenen. Het
is dus geen stuk waardoor, zooals de heer I. Boer Hzn. het
uitdrukt in K. en L. 1897-118 »bewezen wordt dat partijen de
«daarin opgenomen verklaring hebben afgelegd». Zulk een ver
klaring heeft echter de waarde van een onderhandsch geschrift.
(B. W. art. 1911Wanneer de daarop voorkomende handteeke-